Inleiding in de neuropsychologie en farmacologie

113 belangrijke vragen over Inleiding in de neuropsychologie en farmacologie

Wat is lokalisatie van de functiestoornis (klinische neuropsychologie)

M.b.v. neuroimaging-onderzoek (PET, MRI) kan men registreren welke hersendelen meer dan andere geactiveerd worden bij bepaalde taken (en welke dus bij een functie(stoornis) betrokken zijn). 

Een empirische vraag hierbij is : in hoeverre zijn bepaalde gedragsafwijkingen te verklaren door stoornissen van specifieke onderdelen van de hersenen? In tegenstellingen tot gedragsstoornissen die veroorzaakt zijn door afbraak van het geheel.

 

Wat meende Goldstein met zijn organiciteits-idee?

Hij meende dat alle hersenbeschadigingen een gemeenschappelijke psychische stoornis tot gevolg moesten hebben, een stoornis die werd aangeduid als het verlies van ‘abstracte attitude’ (1940 VS 1955 NL).

Een test kan nooit op zichzelf geïnterpreteerd worden. Dat heeft te maken met de stoorfactoren die er bestaan. Welke belangrijke stoorfactoren zijn er?

 

1.    Neuropsychologische stoornissen (bijv. bewustzijn van de patiënt is niet helder door psychofarmaca, mentale moeheid, moeite om inspanning en concentratie op te brengen, verkeerd begrepen instructie door afasie of geheugen patiënt).

 

2.    Emotionele factoren. De stemming en de attitude van de onderzochte ten aanzien van het onderzoek. Vier factoren zijn hierbij van belang: motivatie (als de motivatie te gering is, moet het onderzoek als mislukt worden beschouwd), faalangst (bijv. bij confronterende tests), aggravatie (onderpresteren) en emotionele preoccupaties (afleiding door slecht nieuws, angsten, depressie, psychose).

 

3.    Culturele achtergrond (bijv. taalprobleem).

 

4.    Perifere stoornissen (bv. gehoor of visus problemen)

 

 

 
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Het zou mooi zijn om voor ieder ziektebeeld een standaardtestbatterij voorgesteld te krijgen. Wat zijn de bezwaren hiertegen?

 

1.    Ze zijn vaak niet gericht op specifieke defecten, die kenmerkend zijn voor de aandoening. De meest voorkomende restverschijnselen zijn aspecifiek, dat ze zich in diverse functiedomeinen manifesteren. De testbatterij die men hanteert moet in elk geval diverse geheugentest en test van tempo en aandacht bevatten.

 

2.    Het leidt tot een rigide, ‘kookboekachtige’ aanpak, want ieder antwoord ligt al ‘klaar’.

 

3.    Het kan remmend werken op de verdere ontwikkeling van de diagnostiek.

 

Een belangrijke taak voor de neuropsycholoog is het onderzoek naar persoonlijkheidsverandering. WELKE problemen en tevens oplossingen zijn hierbij veelvoorkomend?

·         Men heeft weinig of niets aan persoonlijkheidsvragenlijsten, deze instrumenten zijn niet in staat om zeer typische veranderingen door hersenaandoeningen te vangen.

 

·         Persoonlijkheidsveranderingen gaan gepaard met gebrek aan ziekte inzicht.

 

 

 

Voor het oplossen van dit probleem bestaan volgende remedies:

 

·         Ervaring opdoen, alleen een lange klinische training kan een psycholoog scholen in het zien van de typische gedragsveranderingen door hersenletsels en –ziekten.

 

·         Heteroanamnese afnemen, men interviewt een huisgenoot of de partner van een patiënt over eventuele veranderingen in gedrag.

 

Welke 2 subdoelen horen bij de bijdrage van de multidisciplinaire diagnostiek?

1.    Het zoeken naar bewijzen naar hersenaandoening, ondanks dat soms de 'klachten' als normaal gezien worden. De psycholoog moet zoeken naar een verklaring voor het feit dat de patiënt klaagt over functies die met objectieve middelen normaal bevonden zijn.

   2. het doen van suggesties over de aard van die aandoening. Dus vanuit de eigen gegevens op gedragsniveau meedenken.  Tot 1975 hoorde lokalisatie hier ook bij, maar dat is achterhaald door de ontwikkeling van de CT- en MRI-scan.

Wat zijn belangrijke voorbeelden van neuropsychologische behandelingen en methodieken?

Breingrepen, waaronder psycho-educatie, handvatten om beter om te gaan met cognitieve problemen, assertiviteitstraining, erbij betrekken van partners (voorlichting en begeleiding).

 

 

Intensief cognitief programma

 

 

Individuele behandelprogramma’s:

 - het hanteren van een (elektronische) agenda (compensatie middels extern hulpmiddel)

- specifieke programma’s, het leren herkennen van gezichten (gericht leren van cognitieve strategieën).

Tijdens de groepsbehandeling van een CVA patiënt  bleek dat deze patiënt erg prikkelbaar en driftig kan reageren op uitspraken van de therapeut en de andere patiënten, bovendien blijkt hij niet echt gemotiveerd te zijn. De therapeut houdt een individuele bijeenkomst voor hem. Hoe pakt een therapeut dit aan?

De behandelaar kan de motivatie van de patiënt bespreken en een aantal methoden gebruiken om de patiënt meer gemotiveerd deel te laten nemen. Dit kan hij bewerkstelligen door de patiënt zelf de behandeldoelen te laten bepalen, het oefenmateriaal te individualiseren, de te leren vaardigheden of strategieën te vereenvoudigen en het niveau van de behandeling aan te passen.

 

Daarnaast zal de behandelaar zijn prikkelbaarheid benoemen en deze in individuele sessies behandelen.

Hoe ziet een onderzoeksdesign eruit voor het meten van een groepsbehandeling?

Aangezien het een groepsbehandeling is, is een gecontroleerd groepsonderzoek de meest geschikte methode. De behandelaar moet een grote groep mensen screenen en selecteren die baat kunnen hebben bij de interventie. Vervolgens is de beste methode om de personen willekeurig onder te verdelen in een groep die de behandeling mag volgen en een groep die op een wachtlijst staat en pas aan het eind van het onderzoek de behandeling mag volgen. Verder is het aan te raden dat de behandelaar een voormeting verricht en een of twee nametingen

Welke factoren kunnen een positief effect verklaren, losstaand vd behandeling?

De volgende: 

- het Hawthorne-effect: de aandacht en tijd die wordt gegeven aan de patiënten kan ook al voor positieve effecten zorgen

- oefening

- spontaan herstel

Hoe ontstaat een neglect over het algemeen en welke hemisfeeris de associatie het grootst?

Oorzaak kan een hersenbloeding of herseninfarct (een cerebrovasculair accident: CVA genoemd) zijn.

Over het algemeen is neglect na een rechterhemisfeerbeschadiging ernstiger van aard. RH-beschadiging leidt hierbij tot linkszijdige verwaarlozing. Vaak worden symptomen van neglect waargenomen na pariëtale schade, maar deze symptomen worden ook wel eens waargenomen na laesies in andere locaties (frontaal, subcorticaal).

 

Wat houdt het intensiteitsaspect van aandacht in?

Dat is het bewustzijnsniveau, activatieniveau of arousal-niveau. Is de verwerkingstoestand optimaal, dan verlopen psychologische processen op een efficiënte wijze. Zo bestaat er voor elke taak een optimale verwerkingstoestand. 

En wat houdt het selectieaspect van aandacht in?

Het selectieaspect slaat op het richten van aandacht op iets. Het feit dat aandacht op een specifiek onderwerp is gericht, betekent ook dat aan andere zaken geen aandacht meer besteed kan worden.

Hoe komt het dat men zich soms beter kan concentreren na het drinken van koffie?

Koffie zorgt voor een hogere alertheid.

Wat zijn de belangrijkste vooronderstellingen van Shallice's theorie over plannings- en regulatiestoornissen?  

Zijn theorie over plannings- en regulatiestoornissen  is een uitvloeisel van zijn mentale-schematheorie. De belangrijkste vooronderstellingen zijn dat de routinematige selectie van acties en de niet-routinematige selectie kwalitatief anders verlopen. Volgens deze theorie zou bij prefrontale stoornissen de niet-routinematige selectie gestoord zijn.

NA een opertie bij meneer X vanwege de heftige epilepsie, zijn er kleine emotieveranderingen waarneembaar. Bijvoorbeeld boos worden, terwijl hij zich niet erg boos voelt. Lachen op vreemde momenten. Wat kan de oorzaak zijn?

Het is mogelijk dat er tijdens de operatie een kleine beschadiging is opgetreden van de thalamus (de corticobulbaire motorische banen). Door een dergelijke beschadiging is er geen controle meer over de reflexmechanismen voor emotie-expressie. De subjectieve emoties zijn normaal, maar de expressie is abnormaal.

Welke onderzoeksrol zou een neuropsycholoog hebben bij de aanname van de veronderstelling dat er een beschadiging is opgetreden wat leidt tot emotionele problemen?

Via een anamnese en heteroanamnese kunnen veranderingen in emotioneel gedrag worden onderzocht. Daarnaast is het van belang om de patiënt goed te observeren. Verder kan een brede klachtenlijst, zoals de SCL-90, worden afgenomen.

Afbeelding: waar zit hier de stoornis? (gebied 1)

Orbifrontale cortex

Jan heeft een motorongeluk gehad, warbij hij 15 minuten bewusteloos is geweest. Hij kan zich niets meer van het ongeluk herinneren en komt een aantal maanden later met klachten bij de specialist. Jan is een goedverzorgde jongeman die oogt conform zijn kalenderleeftijd. Hij maakt in eerste instantie een verlegen indruk. Gedurende het gesprek maakt hij goed oogcontact en praat met passend affect over het ongeluk en zijn klachten.

 

- Is er sprake van een commotio cerebri of een contusio cerebri?

Er is sprake van een: commotio cerebri

Vaak is het lastig te bepalen hoelang de posttraumatische amnesie duurt vanwege het retrospectieve karakter. Maar waarschijnlijk zal zijn posttraumatische amnesie niet langer hebben geduurd dan 1 uur. Dus dan is er sprake van een commotio cerebri.

Welke neuropsychologische domeinen zal de neuropsycholoog willen onderzoeken bij geheugenverlies na een gesloten hersenletsel ? Waarom?

Aangezien geheugenklachten en concentratieklachten op de voorgrond staan, zal het onderzoek zich met name richten op deze twee domeinen. Daarnaast zullen taalvaardigheden, intelligentie en executieve functie worden onderzocht, omdat er na een traumatisch hersenletsel problemen kunnen bestaan op deze gebieden. Daarnaast zou de neuropsycholoog enkele vragenlijsten meenemen om de prikkelbaarheid en vermoeidheid na te gaan.

Wat kunt u de patiënt adviseren?

 

Bij het neuropsychologisch onderzoek dat zich met name richtte op aandacht, mentaal tempo en het geheugen, zijn geen afwijkingen of bijzonderheden gevonden. Daarentegen ervaart betrokkene een hoge lijdensdruk.

Een of meerdere gesprekken met een neuropsycholoog om verdere uitleg te geven over het klachtenpatroon en de relatie tussen cognitieve klachten en angst/stress. Een herhalingsonderzoek is niet nodig omdat er geen duidelijke afwijkingen te zien zijn wat betreft de cognitieve domeinen.

Wat houdt een neurodegeneratieve aandoening in?

Daarmee worden aandoeningen genoemd die het zenuwstelsel aantasten en geleidelijk beginnen en langzaam erger worden.

Het lijkt erop dat een patiënt beginnend dementerend is. Welke onderzoeken kan de neuropsycholoog het best doen?

Omdat er waarschijnlijk sprake is van een neurodegeneratieve ziekte is het van belang om een breed scala aan cognitieve domeinen te onderzoeken, waaronder het geheugen, de taal, het handelen, de visuele waarneming, de ruimtelijke oriëntatie, het gedrag en de persoonlijkheid. Op die manier kan er worden nagegaan of er sprake is van afasie, amnesie, agnosie en apraxie.

Hoe ziet een beginnend dementerend patroon eruit (in termen van de neuropsychologie) ?

Er is sprake van een profiel van meervoudige cognitieve stoornissen. De geheugenstoornissen staan duidelijk op de voorgrond. Patiënt maakt een neerslachtige en emotioneel labiele indruk. Ze heeft sterk de neiging om in het dagelijks leven te leunen op de echtgenoot, die dit gedrag in stand houdt. Het totale beeld van functiestoornissen past bij een beginnend dementieel syndroom. Mogelijk dat de cognitieve beperkingen worden versterkt door de angst en onzekerheid.

Een patiëntje met wellicht epilepsie: bij het neuropsychologisch onderzoek kwam naar voren dat Mariska met name moeite heeft met ruimtelijke en performale aspecten van een taak. Er was een duidelijke discrepantie tussen het verbaal en performaal IQ, ten nadele van het performale IQ. Ook bij visuoconstructieve taken leek ze meer moeite te hebben, terwijl de scores wel nog binnen een normaal bereik lagen. Verder bleek dat de prestaties op geheugen en aandachtstests iets onder de maat waren in vergelijking met leeftijdgenoten. Hoe zijn deze gegevens te verklaren?

Ze heeft voornamelijk moeite met de performale taken en taken die gericht zijn op visuoconstructie. Deze aspecten worden geassocieerd met de rechterhemisfeer, waar op de MRI een vlekje is gevonden. Mogelijk dat dit vlekje de lagere score verklaart bij het neuropsychologisch onderzoek.

Na een beroerte heeft mevr. X moeite met spreken (ze kan zich niet goed uitdrukken en heeft woordvindingsproblemen). Tevens heeft ze thuis moeite met het uitvoeren van handelingen. Niet alleen heeft ze moeite met haar rechterhand, maar ook met haar linkerhand. Welke stoornis(sen) is (zijn) dit?

Aangezien de patiënte zowel moeite heeft met spreken als met het begrijpen van taal, is er mogelijk sprake van een globale afasie als gevolg van een herseninfarct. Verder lijkt er sprake te zijn van een apraxie, omdat ze moeite heeft met het uitvoeren van handelingen. 

Welke arterie zou zijn aangedaan door het herseninfarct?

Herseninfarcten kunnen het beste worden ingedeeld aan de hand van een stroomgebied, dat wil zeggen: een gebied dat door één specifieke arterie van bloed en dus van zuurstof wordt voorzien. In het geval van mevrouw X, is waarschijnlijk een gebied aangetast dat door arteria cerebri media van bloed wordt voorzien.

Noem een aantal factoren die een infarct kunnen vergroten.

Hypertensie (hoge bloeddruk) , roken en leeftijd (>75 jaar).

Wat zijn differentiaaldiagnoses als het gaat om mogelijke dementie en een infarct?

Mogelijke differentiaaldiagnoses zijn:
- depressiviteit na een beroerte
- preoccupatie  (een obsessie) met geheugenproblemen

- vasculaire dementie (alzheimer).

Stelling 1: er is ook sprake van lokalisatie bij een enkelvoudige associatie.

Stelling 2: wanneer een persoon goed scoort op de verbale taak en slecht op de visue-motorische taak, is er sprake van een enkelvoudige associatie.

 

Welke stelling(en) is (zijn) juist?

Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

Bij wie deed Luria onderzoek?

- dieren

- gezonde mensen

- pscyh patiënten

- soldaten

Soldaten

Iemand met Alzheimer heeft geheugenstoornissen en kan hierdoor niet meer zelfstandig wonen. Onder welke klasse in de WHO/ICF valt dit?

- organisch niveau

-gedragsmogelijkheden vh individu

- sociale consequenties

- gedragsmogelijkheden of sociale cons (nog even uitzoeken!)

Bij welke zone hoort cognitieve integratie in het geval van een obsessief-compulsieve stoornis?

Tertiare zone

Advisering over werkhervatting hoort bij de taken vd psycholoog, welke taak is dit?

- functieanalyse

- behandeling en begeleiding

- disciplinair overleg

- geen van drie

Functieanalyse

Tijdens een psychologische test scoort iemand slechter doordat zij slecht kan zien. Welke stoorfactor is dit?

- neuropsychologisch

- emotionele

- culturele

- perifere

- perifere stoorfactor

Iemand met Alzheimer heeft moeite met het onthouden van de boodschappen. Wat is de stoornis?

Een aandoening van de hersenen

Wat biedt de AST-TIP?

- criteria voor professioneel handelen

- standaarden en richtlijnen voor prof. handelen

- (protocol?) verslaglegging en het op de hoogte stellen vd patiënt

- alle drie

Alle drie

Onder welk type vraag (bij een anamnese) vallen vragen omtrent dagbesteding en relaties?

Onder domein specifieke vragen

Waarom kijkt de neuropsycholoog de laatste jaren meer naar persoonlijkheidskenmerken, copingstijlen en emotionele aspecten?

- deze aspecten kunnen een negatieve invloed hebben op de testuitslag

- zodoende krijgt de psycholoog meer verklarende informatie over etiologie en dynamiek

- zodoende kan de psycholoog beter inschatten in hoeverre een behandeling haalbaar is en op welke manier deze kan worden ingevuld.

Een patient heeft weinig klachten, maar wel een zeer afwijkende score op de neuropsychologische tests. Wat kan er zijn?

Gebrek aan ziekte inzicht

Bij kinderen met taalproblemen maken we    onderscheid tussen een primaire taalstoornis, een secundaire    taalstoornis en een taalstoornis als uiting van een onderliggende    neurologische stoornis. Wat is het verschil?

Bij een primaire taalstoornis hebben     we te maken met kinderen die uitsluitend problemen hebben in de     taalontwikkeling. Bij secundaire taalstoornissen loopt     de taalontwikkeling achter als gevolg van een andere stoornis     zoals autisme of verstandelijke handicap. Bij taalstoornissen die mogelijk een     uiting zijn van een neurologische stoornis kunnen we denken aan     taalproblemen in relatie tot diverse afwijkingen van het spier-     en/of zenuwstelsel.

Stelling: Functionele adaptie kan een verklaring zijn voor een langzaam herstel.

 

Juist of onjuist

JUIST

Waarom moet een behandelingsplan zijn ingedeeld in duidelijk haalbare subdoelen?

Voor de therapeut: zo kan het makkelijker worden bijgesteld of beëindigd worden. Wanneer ben je dus klaar? Is het nog haalbaar?

Patiënt: dan wordt het inzichtelijker. Een patiënt kan moeilijker reëel naar zijn/haar herstel kijken zonder deze subdoelen.

Welke van onderstaande aspecten heeft GEEN invloed op de kans van succes bij een behandeling?

- persoonlijkheid

- sociale steun

- inzicht

- motivatie

Sociale steun

Waarvoor zijn parvoccelluaire cellen gevoelig?

Kleur en vorm

Balint syndroom: iemand ziet objecten in delen, kan het geheel niet zien. Hoe wordt dit genoemd?

Simultaanagnosie

Probleem in het reiken naar externe voorwerpen terwijl niet visuele doelen wel goed aangewezen kunnen worden. Hoe heet deze stoornis?

Optische Ataxie: Iemand met een optische ataxie heeft problemen in het dorsale pad, waardoor hij objecten niet kan manipuleren (dat wil zeggen grijpen, omdraaien, ontwijken, enzovoorts). Deze persoon herkent dus de mok wel, maar kan deze niet grijpen of omdraaien.

Hoort prosopagnosie bij het Balintsyndroom? Wat is het?

Nee: gezichtsblindheid (prosopagnosie) is een specifieke vorm van agnosie. Personen die lijden aan deze aandoening, hebben problemen bij het herkennen van gezichten, soms zelfs hun eigen gezicht in de spiegel. Hun gezichtsvermogen is intact en ze hebben in principe geen problemen om voorwerpen of vormen te herkennen.

Hoe wordt neglect getest?

Met een papiertaak/ pen en papier

Stelling 1: de tijd om een stimulus direct te detecteren, hangt lineair samen met de mate van rotatie van de stimulus.

Stelling 2: mannen presteren slechter dan vrouwen op taken van mentale rotatie

 

Welke stelling (en) is/zijn juist?

1 is juist en 2 is onjuist

Welke symptomen horen bij het Gerstmannsyndroom? Het Gerstmannsyndroom wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door een beroerte of treedt op in het kader van een dementie.

De klassieke symptomen van mensen met het syndroom van Gerstmann:

Wat zijn de beschadigingen/problemen bij het Gerstmannsyndroom?

- vingeragnosie

- agrafie

- acalculie

- links- en rechtsverwarring

- linker- hemisferische   pariëtaalkwabbeschadiging

Wat zijn de monoculaire informatiebronnen bij perceptie van diepte over een grotere afstand? Met de term monoculaire diepteaanwijzingen gaat het om aanwijzingen die ook met één oog waargenomen kunnen worden. Als je met twee ogen kijkt, krijgen beide ogen dus hetzelfde beeld te zien.

- Occlusie (afdekken)

- perspectief

- bewegingsparallax (parallax is het verschijnsel dat de schijnbare positie van een voorwerp ten opzichte van een ander voorwerp en/of de achtergrond varieert als het vanuit verschillende posities bekeken wordt.

Hoe dichter een voorwerp bij de waarnemer is, hoe meer dit verschijnsel opvalt. Dingen die dichterbij liggen lijken door de verandering van kijkrichting meer mee te schuiven dan voorwerpen die verder weg liggen. Voor het oog lijken bijvoorbeeld vanuit een trein of auto ver verwijderde objecten met de waarnemer mee te bewegen).

Met welke testen kan men constructieve apraxie (Bij Constructieve apraxie heeft de patiënt moeite met het natekenen van simpele dingen zoals het maken van een legpuzzel) meten?

- Tekentaak uit het hoofd, bijvoorbeeld een kubus of een fiets

- tekentaak kopiëren: Contructive Praxis Test

- Complexe figuur tekenen van Rey-Osterrieth

- Blokpatronen uit de WAIS-III

Wat valt er te zeggen over optokinetische stimulatie?

- Doel is om patiënten te leren het gehele visuele veld te scannen.

- Er treedt nauwelijks generalisaties op naar situaties in het dagelijks leven

- Het effect dat wel optreedt is vaak het gevolg van compensatiemechanismen, niet een vermindering vd stoornis.

Welke begrippen horen bij het geheugen?

Opslaan, bewaren en later weer toepassen

Waarom zijn de antwoorden van patiënten niet betrouwbaar en per definitie subjectief?

- patiënten hebben de neiging tot over- of onder accentuering

- ze hebben een gebrek aan vergelijkbare informatie via andere patiënten

- ze hebben andere opvattingen, interesses en soms ook doelen dan de onderzoeker

 

Wat is het meest lokale gedeelte vh geheugen waar tevens het opdoen van nieuwe feitenkennis plaatsvindt?

Hippocampus-amygdalacomplex

Hoe wordt vigilantie NIET gemeten?

Geacht te blijven reageren op regelmatige targets (men moet juist zeldzame targets kunnen opsporen)

Een patiënt moet binnen drie minuten zoveel mogelijk letters K ontdekken in een brei van letters/ Wat wordt hiermee gemeten?

Gerichte aandacht

Welke drie mechanismen activeren de krachtsverhoudingen tussen schema's van Shallice: al ons handelen wordt door schema's gestuurd die de interpretatie van input en de daaropvolgende activiteiten bepalen

-      Competitieselectie: prikkels die van buiten kommen activeren schemata (trigger database), dat schema dat het sterkst geprikkeld wordt, wordt geactiveerd.

- De sterkte van schemata wordt bepaald door laterale modulatie: als schemata incompatibel zijn dan onderdrukken ze elkaar (laterale inhibitie), als ze compatibel zijn dan versterken ze elkaar (latere facilitatie)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- Superviserende aandacht systemen:  

      Superviserende Aandacht Systeem (SAS): Dit systeem stuurt de activatie van schemata terwijl ze de activatiedrempel van schemata wijzigt. Disexecutief --> wanneer de niet routinematige selectie van handelingen is gestoord

 

 

 

 

 

 

 

Wanneer een taak niet meer routematig kan worden aangepakt, treedt er selectiemechanisme van hogere orde op. Hoe heet dit?

SAS : Superviserende Aandacht Systeem

Welke drie  (twee?) netwerken horen bij het attentiemodel van Posner?

- vigilantienetwerk

- posterieure en anterieure aandachtsnetwerken

Welke kenmerken horen bij Alzheimer?

- moeite met begrip van woorden

- moeite met begrip van complexe zinnen

- woordvindingsproblemen

- alle drie

Alle drie

Een persoon met de visuele variant van de ziekte van Alzheimer zou naar een oogarts kunnen gaan en zeggen dat zijn visie verslechtert , of dat hij kan zien maar niet kan lezen. Hij kan problemen ervaren met dieptezicht . Hoe wordt deze stoornis ook genoemd?

Progressieve visueel-ruimtelijke perceptiestoornis

Wat is Frontale Atrofie?

Fronto-temporale         dementie (FTD) is een neurodegeneratieve aandoening, die zich klinisch         kenmerkt door progressieve gedragsveranderingen, fatische stoornissen         en uitval van frontale cognitieve functies. Frontotemporale atrofie op         CT en MRI en hypoperfusie van de voorste hersengebieden bij single-photon         emission computed tomography (SPECT) zijn kenmerkend voor de ziekte. Bij         neuropathologisch onderzoek wordt stapeling van abnormaal gefosforyleerd         tau eiwit in neuronen en gliacellen in een deel van de sporadische en         erfelijke gevallen gevonden, terwijl een aspecifiek beeld met neuronenverlies,         spongiose en gliose wordt gezien in de overige gevallen.

Een patiënt met Alzheimer noemt een 'zaag' een 'zaak'.  Hoe noem je dit?

Fonologische parafasie

Twee stellingen over risico factoren voor een beroerte.

 

Stelling 1: overwicht is een groter risico dan roken/

Stelling 2: Leeftijd en bloeddruk zijn de grootste risicofactoren.

 

Welke stelling(en) is/zijn juist?

Stelling 2 is juist

Stelling 1 is onjuist, dat moet zijn net andersom!

Waarom is een goede klinische diagnostiek wenselijk bij een beroerte?

- meten welke cognitieve domeinen zijn aangedaan en welke gespaard zijn gebleven.

- Na een goede diagnostiek kan een behandelingsplan worden opgesteld en/ of een juist een ontslagadvies

- hierdoor kan de omgeving beter worden betrokken bij de behandeling, en beter uitgelegd worden over de symptomen.

Wat is de meest voorkomende klacht op lange termijn na een beroerte?

Vermoeidheid

En de verzorgingsgebieden vd arteriae cerebri mediae?

De arteriae cerebri mediae[1] of middenhersenslagaders[2] zijn de slagaders van de hersenen die zuurstofrijk aanvoeren.[3] Zij voorzien de laterale zijde en de diep gelegen delen van de frontale, pariëtale en temporale kwab van bloed.[3] De arteriae cerebri mediae vertakken in de arteriae lenticulostriae,[3] die de basale kernen en de capsula interna van bloed voorzien.[3]. Ook de hypothalamus en de hypofyse behoren tot het verzorgingsgebied van de arteria cerebri media.

Welk gebied voorziet de arteria ceribri posterior van bloed?

- occipitaalkwab

- achterste deel temporaal kwab

- groot deel vd thalamus

Hoe noemen we bloedingen rond of in de hersenen (onder het spinnenwebvlies)?

Een subarachnoïdale bloeding (vaak afgekort als SAB).  

Wat is, over het algemeen, de oorzaak van een subarachnoïdale bloeding?

Meestal treden deze bloedingen op vanuit een aneurysma van een arterie die onder de hersenen loopt, vlak bij of deel uitmakend van de cirkel van Willis. De oorzaak is meestal een van tevoren al bestaande vaatafwijking, namelijk een klein plaatselijk aneurysma.

Stelling 1: direct na een beroerte zijn de neuropsychologische uitvalverschijnselen het meest duidelijk aantoonbaar.

 

Stelling 2: het verschil tussen een hersenbloeding en een herseninfarct zijn het meest zichtbaar vlak na de beroerte.

 

Welke stelling(en) is/zijn juist?

Beide stellingen

Normaal gesproken communiceren de hersenhelften met elkaar via de hersenbalk, het corpus callosum. Via deze verbinding kan informatie uit het emotionele rechtergedeelte naar het verbale gedeelte, waar het abstracte gevoel verwoord kan worden. Alexithyme mensen bij wie het corpus callosum beschadigd is, kunnen dus letterlijk niet in contact komen met hun emoties. Welke andere gevolgen zijn er bekend na beschadiging van de hersenbalk?

- unilaterale apraxie:  het onvermogen om complexe, meervoudige handelingen uit te voeren.

- Agrafie: schade aan een uitstulping in de linkerhersenhelft veroorzaakt een onvermogen tot schrijven

Stelling 1: coup is een beschadiging op plaats van de impact

Stelling 2: contre-coup beschadiging is diametraal tegenover het coupeletsel

Beide stellingen zijn juist

Stelling 1: Patiënten met PTA (Post Traumatische Amnesie) confabuleren na het bijkomen.

Stelling 2: patiënten in PTA hebben bizarre duidingen over het bijkomen

Beide stellingen zijn juist

Wat is NIET juist over chronische epilepsie?

- er moet minimaal 1 aanval per jaar plaatsvinden

- er moeten minstens 2 aanvallen per jaar plaatsvinden

De eerste stelling is niet juist

Hoe wordt epilepsie klinisch onderzocht?

Via neuropsychologisch onderzoek en laboratorium onderzoek.

NIET door vragenlijsten

Waarop richt de neuropsycholoog zich bij epilepsie?

- neurobiologische factoren

- psychosociale factoren

- behandelingsfactoren

Wanneer ervaren patiënten met epilepsie het meeste stigma?

- bij weinig kennis over epilepsie

- veel aanvallen

- korte duur van epilepsie (?)

Wat is forced normalization bij epilepsie?

acute postictale  psychose door toediening nieuw medicijn (ethosuximide)

Meest voorkomende bijwerkingen van anti-epilepsie medicijnen?

- depressieve klachten

- angst

- verhoogde prikkelbaarheid

- hyperactief gedrag

Wat zijn belangrijke risicofactoren bij ADHD?

- anti-sociale ontwikkeling

- autoriteitsproblemen

- kans op middelengebruik

Bij de Go/No-Go taak verwachten we dat jongens met ADHD trager reageren . Waarom?

De activatie van specifieke frontale gebieden is diffuser.

Bij cognitieve gedragstherapie bij ADHD-patiëntjes wordt getracht het gedrag te beheersen middels verbalisering. Welke interventie is dit?

gedragstherapeutische interventie

Hoe wordt deze ziekte ook wel genoemd (neuro-toxiciteit)?

Schildersziekte

Welke gevolgen vindt je bij de schildersziekte?

Gevolgen van vergiftiging
  • Het effect van een neurotoxine is sterk afhankelijk van de dosis, de wijze van toediening en de gezondheidstoestand van de persoon die de stof gekregen heeft.
  • Tegen de meeste neurotoxinen bestaat geen tegengif.
  • De meeste neurotoxinen werken snel zodat hulp vaak te laat komt.
  • Overlevenden van een vergiftiging kunnen hersenschade of neurologische afwijkingen aan de vergiftiging overhouden.

Welke symptomen zijn er bij ernstige CTE (OPS/Neurotoxine)?

- dementieel ziektebeeld

- gegeneraliseerde aantasting vd intelligentie

- ernstige geheugenstoornissen

En welke symptomen horen NIET bij CTE/OPS?

- geen verandering in de persoonlijkheid

- psychomotoriek blijft intact

Welke gevolgen heeft alcoholmisbruik op patiënten?

- Afname van executive functies

- Minder goede visueel-spatiele organisatie

- Achteruitgang perceptuele motorische integratie

- Achteruitgang eenvoudige motorische vaardigheden

Waarom kreeg de biologische psychiatrie begin jaren 60 vorige eeuw weer opnieuw aanzien?

- ivm psychomedicatie

- De huidige beeldvormingstechnieken maken het mogelijk om bijvoorbeeld de ontwikkeling van de rechterhersenhelft en zijn rol in de vroege emotionele ontwikkeling in kaart te brengen.

- er is meer aanzien voor de rol van genetische factoren

Stelling: de moderne neuropsychologie gebruikt ook theoretische componentenmodellen.

 

Juist of onjuist?

JUIST

Wat is het verschil in benadering bij klassieke psychiatrie en neuropsychiatrie?

De neuropsychologie is dan de deelwetenschap die de relatie tussen hersenen en gedrag bestudeert. Klassiek gaat het bijvoorbeeld over hoe bepaalde hersengebieden of -circuits gerelateerd zijn aan bepaalde cognitieve  functies zoals aandacht, geheugen, taal, uitvoerende en ruimtelijke/perceptuele functies, etc.

Wat is een belangrijk aspect dat de neuropsychologie onderscheidt van de traditionele/ klassieke benadering?

- hypothese toetsend onderzoek (neuro)

Wat is het verschil tussen reactieve en instrumentele agressie?

Reactieve agressie is een boze, emotionele reactie op een vermeende bedreiging. Deze kinderen raken na een provocatie gauw boos of gefrustreerd. De functie van reactieve agressie is het verweren van jezelf tegen deze bedreiging.

 

 Proactieve agressie daarentegen is gepland, koelbloedig gedrag. Dit wordt ook wel instrumentele agressie genoemd. De functie van dit gedrag is iets voor elkaar te krijgen, te intimideren of domineren.

Welke systeem is volgens Ellis en Pauw betrokken bij het Capgras syndroom?

Limbisch Systeem

Twee stellingen over depressie:

1. Sint Janskruid heeft dezelfde werking als een placebo

2. Lichttherapie kan al binnen een paar dagen effect hebben

 

Welke stelling(en) is/zijn juist?

Stelling 1 is onjuist (Sint Janskruid werkt beter)

Stelling 2 is juist

Hoe herken je negatieve symptomen en positieve symptomen in de hersenen?

Negatief: verlies van de grijze stof in de frontale cortex

Positief: afwijkingen in de amygdala en de hippocampus

Elke keer objecten aanraken: is dat een eenvoudige of complexe tic?

Complexe motorische tic

Wat is het doel van gedragstherapie bij obsessief-compulsieve stoornis?

Doel is verminderen van mis-interpretaties (legt de nadruk op het veranderen van de overtuigingen en denkpatronen van de OCD-patiënt) van intrusies = dwanggedachten/dwanghandelingen.

Wat is palilalie bij Gilles de la Tourette?

Herhalen van woorden of zinnen (echolalie) of herhalen wat je zelf hebt gezegd (palilalie)

Hoe zit het met de biochemische afwijkingen bij schizofrenie?

Bij schizofrene patiënten zijn de D2-receptoren op de mesolimbaal-corticale as overgevoelig. Deze afwijking is evenwel maar een gedeeltelijke verklaring van de schizofrenie. Ook andere minder gekende factoren spelen een rol. Zo zien we nog dat er met neuropeptiden als endorfines en cholecystokinine iets verkeerd gaat. De juiste biochemische en therapeutische implicaties zijn nochtans onbekend.

Wat is het voordeel van buccale toediening (via mondholte) van medicijnen?

Hierbij wordt de presystemische afbraak vermeden

Stelling 1: presystemische afbraak vindt plaats in het maag-darm kanaal

Stelling 2: gatro-testinale afbraak vindt plaats in de lever

 

Welke stelling(en) is/zijn juist?

Beide onjuist:

presystemische afbraak vindt plaats in de lever

gatro-testinale afbraak vindt plaats in het maag-darm kanaal

Wat is een letale dosis/ of een LD50?

LD50 (van median Lethal Dose for 50% of subjects) is de hoeveelheid van een stof die bij 50% van een populatie tot de dood leidt. De stof wordt in een keer toegediend en hierdoor is de LD50 een maat voor de acute giftigheid en zegt niets over de langetermijntoxiciteit van de stof. De LD50 wordt meestal opgegeven in μg of mg per kg levend weefsel.

Hoe komt het dat niet iedereen hetzelfde reageert op medicijnen?

Elk P450-eiwit (= enzym) is uniek en draagt er in bepaalde mate aan bij dat de snelheid, waarmee medicijnen bij verschillende mensen worden afgebroken, uiteen loopt. Genetische variaties in het P-450-metabolisme moeten worden overwogen, wanneer patiënten meer of juist minder effect van de normale dosis van een medicament ondervinden dan gebruikelijk. Deze variatie maakt ook dat patiënten met een verschillende etnische achtergrond verschillend reageren op medicijnen.

 

·         Genetische factoren (erfelijke enzymvarianten; mensen die een bepaald enzym missen en trage metaboliseerders kunnen sommige farmaca of voedingsstoffen slechts in lage dosering of niet verdragen = metabole intolerantie).

Dosisafhankelijkheid en placebo-effecten; hoe zit dat?

 

 

Het effect van een placebo is afhankelijk van in hoeverre het individu een afhankelijkheid heeft van medicijnen. Dus ook bij placebo's komen onthoudingsverschijnselen voor.

Receptoren zijn eiwitten in het celmembraan, het cytoplasma of de celkern, waaraan een specifiek molecuul kan binden. Receptoren kunnen signalen van binnen of buiten de cel doorgeven: wanneer een signaalmolecuul aan een receptor bindt, kan de receptor een cellulaire respons op gang brengen. Zowel lichaamseigen (endogene) stoffen (zoals neurotransmitters, hormonen en cytokinen), als lichaamsvreemde (exogene) stoffen (zoals antigenen en feromonen) kunnen een dergelijke cellulaire respons opwekken. Hoe is de intracellulaire werking?

Net als enzymen werken receptoren volgens een sleutel-slotmodel, dat wil zeggen dat op één receptor in principe slechts één stof kan binden. Voor het ontstaan van een normale fysiologische respons is het vaak noodzakelijk dat een endogene (lichaamseigen) stof zich bindt aan zijn bijbehorende receptor. Na binding wordt de receptor geactiveerd, en ontstaat er secundair een intracellulaire respons.

Zijn antagonisten hetzelfde als inverse agonisten?

Nee!

Antagonisten verhinderen de activatie van de receptor door een agonist op verschillende wijzen. Bijv. door de toegang tot de herkenningsplaatsen te versperren. Ze kunnen ook hun eigen herkenningsplaats hebben. Antagonisten verhinderen dus de werking van agonisten en mogen niet verward worden met inverse agonisten die wel een resultaat tot gevolg hebben, dat echter tegenovergesteld is aan het effect van de agonist.

Stelling: Een langdurige blootstelling aan antagonisten brengt een upregulatie teweeg?

 

Juist of onjuist

Juist 

Up-regulation: Verwijst naar een toename van het totale aantal receptoren.  Ook langdurige blootstelling aan antagonisten kan up-regulation veroorzaken. Eenzelfde dosis van een agonist geeft nu een grotere reactie dan voor de up-regulation.

 

Wat is een partiële agonist?

Partiële agonisten zijn verbindingen met een agonerende werking in lage en antagonerende werking in hoge dosis op de receptor. Kan geen optimale conformatie verandering bewerkstelligen/

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo