Erfgenamen van Plinius en Pausanias: twintig eeuwen kunstgeschiedschrijving

23 belangrijke vragen over Erfgenamen van Plinius en Pausanias: twintig eeuwen kunstgeschiedschrijving

Welk museum, beschreven in het boek, geeft een vertrekhal voor verre tochten in de kunst?

Louvre

Geef een samenvatting van de visie op kunstwerken van Pausianus (grieks schrijver 110-180 na christus) en leg uit van welke benadering pausianus in dit hoofdstuk als oervader wordt gezien

voor pausianus maakten de kunstwerken integraal deel uit van de plaatsgebonden cultuur. Hij zag ze voornamelijk als de getuigen van het sociale, religieuze en politieke leven in de door hem bezochte plaatsen.
veranderingen op het gebied van kunst relateerde hij direct aan een bepaalde gebeurtenis of ontwikkeling in dat leven
-volgens pausanius waren met andere woorden de bijzonderheden van een cultuur en haar geschiedenis evenzeer afleesbaar aan visuele bronnen zoals gebouwen, beelden en schilderingen als aan legendes en historische verhalen

Hoe zou je een groot museum kunnen beschouwen?

Het is een vertrekhal voor verre historische reizen langs kunstwerken uit diverse periodes op de tijdslijn van oudheid naar renaissance, en middeleeuwen tot heden, en uit diverse geledingen van de maatschappij in die periodes.

  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wanneer leefden Gregorius, Chrysoloras en Caylus

Gregorius: 12e eeuw(iconografie, levensechte beelden,triomfboog reliefs bevatten hele geschiedenis)
Chrysoloras: 14e eeuw(cultuurhistoricus/oudheidkundige) triomfboog betere weergave geschiedenis dan teksten historici
Caylus: 18e eeuw, kunstvoorwerpen als zelfstandige bron

Waarom ontwikkelde de benadering van Plinius zich in de middeleeuwen niet verder maar bloeide deze vanaf de renaissance weer op

de aandacht voor de geschiedenis van de kunstinventies (plinius) ging in de middeleeuwen verloren, wat te verwachten was toen de interesse voor het realisme in de kunst verdween en de vaardigheden en het vernuft om illusie te creeren werden ingeruild voor andere
zodoende verdween uiteindelijk ook de kennis hierover die in de klassieke geschriften was vastgelegd. van kunstgeschiedenis zoals plinius dit zag was lange tijd geen sprake meer

Welke invloedrijke bijdrage heeft Manchini geleverd aan de ontwikkeling van de kunsthistorische wetenschap

(1630 overleden)
hij stelde dat de stijl of vormentaal van een kunstwerk niet alleen afhankelijk is van de individuele kunstenaar maar evengoed van tijd en plaats waarin het is gemaakt (indeling kunst in scholen danken we aan hem , oa toscaanse, venetiaanse en romeinse school)
-volgens hem zou kunst om de zoveel eeuwen cyclus van groei bloei en verval doormaken
-hij noemde de tijd na Rafael en Michelangelo de eerste ouderdom (groene ouderdom)

Leg uit in welke opzichten Winckelmann aansloot bij de benadering van Vasari en PLinius en in welk opzicht hij hiervan afweek

1717-1768
ook voor hem stond het criterium van levensechtheid of bovennatuurlijke schoonheid centraal bij de beoordeling van kwaliteit van klassieke beelden
-hij geloofde in evolutionaire ontwikkeling van groei bloei en verval
-had ook technologische benadering en vooruitgangsgedachte
-hij besloot in zijn boek geen kunstgeschiedenis te schrijven aan de hand van biografieen maar aan de hand van de kunstwerken en op basis daarvan een analyse te geven van grote stilistische veranderingen die zich in de loop van de geschiedenis zouden hebben voorgedaan

Waarom vormde winckelmann's boek de opmaat voor een synthese tussen de cultuurhistorische en kunsthistorische benadering vanaf het einde van de 18e eeuw

hij was de eerste die kunstwerken in een historische samenhang plaatste en stelde dat ze samen een historische ontwikkeling vormden
-uit het visuele bronnenmateriaal zonderde winckelmann de kunstwerken af als een bijzondere categorie
-waar historici en oudheidkundigen zich vooral hadden geconcentreerd op de iconografische informatie van de antieke artefacten wees hij daarnaast ook op de vormentaal als uitdrukking van een bepaald niveau van denken over de menselijke natuur
-doordat er voor elk wat wils stond in zijn boek
-in zekere zin zou zijn boek hierdoor een katalysator vormen voor het huwelijk tussen kunstgeschiedschrijving en cultuurgeschiedschrijving

Wanneer begon er cultuurhistorische interesse te ontstaan voor de middeleeuwen

uit winckelmanns boek (en ook uit dat van Caylus) viel te leren dat ook de artistieke kwaliteit of stijl van de kunst iets kon vertellen over het karakter en niveau van een cultuur en dus dat de geschiedenis van de cultuur op een of andere wijze in de stijlgeschiedenis wordt weerspiegeld
al snel maakte dit de weg vrij voor een kunst en cultuurhistorisch onderzoek naar hoe en waarom uit niet klassieke perioden(zoals middeleeuwen) men bleef dit esthetisch gezien wel lelijke kunst vinden en aanduiden met klassieke en niet klassieke kunst

Vat de kritiek op de iconologie samen die vanaf de jaren 80 van de 20ste eeuw werd geuit

er werd nauwelijks aandacht geschonken aan de traditie van de schilderkundige of beeldhouwkundige atelierpraktijk, de kunstenaarsscholing en ontwerpprocessen
-of aan het hiermee samenhangende artistieke debat over de esthetische, stilistische kwaliteiten van de kunst

Wat wordt bedoeld met kunstgeschiedenis als mentaliteitsgeschiedenis

-aanhangers van een bredere benaderingswijze voelen zich verwant aan antropologen met hun specifieke interesse voor symbolisch en ritueel gedrag. Daarom spreekt men in dit verband ook wel over kunstgeschiedenis als een vorm van mentaliteitsgeschiedenis
-bredere benaderingswijze = niet het onderzoek beperken tot een speurtocht naar literaire bronnen, maar de kunst bestuderen in de context van de plaats en tijdsgebonden denk en gedragspatronen die niet direct en zeker niet uitsluitend uit literaire bronnen kunnen worden afgeleid
-bijvoorbeeld maatschappelijke of religieuze vooroordelen, mythen of stereotypen die een cultuur eigen waren

Geef de bezwaren van de auteur weer tegen benaderingen als die van Hanneke grootenboer, die voorbouwt op de semiotische (teksten worden gelezen als tekens) interpretaties van bijvoorbeeld Mieke Bal en Norman Bryson

er wordt een andere cultuuruiting dan kunst, in dit geval de filosofie, verheven tot een soort alles doordesemende Zeitgeist. Haar hypothese is dat schilderen een manier van denken is
-zoals de iconologen soms werd verweten met hun kennis van de meest duistere bronnen de kunstenaars te verheffen tot onwaarschijnlijke erudiete uitvinders van ingewikkelde iconografische programmas, zo lijkt hier het vergelijkbare verwijt terecht dat kunstenaars als uitzonderlijke intellectuele en niet altijd makkelijke leesbare filosofen worden beschouwd

Wat wordt bedoeld met visual culture studies

aandacht naar alle soorten viuele uitingen
-tegenwoordig worden we altijd en overal met beelden omgeven
-nicolas Mirzoeff schreef"in deze draaikolk van beelden is kijken veel meer dan een geloof. het is niet zomaar een deel van ons dagelijks leven. Het is ons dagelijks leven"
-visual culture studies onderscheidt zich wezenlijk van het onderzoek in de lijn van gombrich, waarin eveneens kwestie van waarneming centraal staat, maar dan gebaseerd op inzichten uit de waarnemingspsychologie en cognitieleer (vermogen om iets te leren of te begrijpen)

Uit de laatste alinea van paragraaf 1, over het programma van de de nationel gallery voor de Iphone, blijkt wat van den Akker ziet als het grootste gevaar van de oudheidkunsige/cultuurhistorische benadering. Welk bezwaar is dat?

hij maakt in deze alinea impliciet duidelijk dat het voornaamste bezwaar van de oudheidkundige/cultuurhistorische benadering is dat het kunstwerk zelf, en daarmee de kunstgeschiedenis, naar de achtergrond verdwijnt en uiteindelijk geen rol meer speelt. het kunstwerk is las het ware niet meer dan een uitstapje naar een wijd uitzicht en las het uitzicht eenmaal bereikt is is het opstapje niet meer nodig

Hoe beschouwt Plinius in zijn Naturalis Historia de geschiedenis van de beeldende kunsten

-hij beschouwde de geschiedenis van de beeldende kunsten als een ontwikkeling op het gebied van materiaal,techniek vaardigheden en vernuft
-hij zag in de geschiedenis van de beeldende kunst drie fasen, groei bloei en verval

Wat was de belangrijkste bijdrage van Giulio Mancini aan de kunstgeschiedschrijving

zijn aandacht voor tijd en plaats waarin een kunstwerk tot stand komt
dit bracht hem tot her ordenen van de kunstgeschiedenis in 'Scholen' gekoppeld aan een bepaalde plaats, en fasen gekoppeld aan een bepaald tijdperk

Wat is het essentiele verschil tussen de benadering van Montfaucon en Winckelmann in hun onderzoek naar kunstwerken uit de oudheid

montfaucon was niet geintresseerd in de esthetische kwaliteiten van de kunstwerken uit de oudheid en winckelmann wel
-de montfaucon was met andere woorden een vertegenwoordiger van de oudheidkundige/cultuurhistorische benadering. winckelmann was ook kunsthistorisch geinteresseeerd

Wolfflin was op de eerste plaats geinteresseerd in de stilistische eigenschappen van de kunstwerken. hij stelde zich daarbij echter een vraag waardoor de brede context van een kunstwerk toch weer in het visier kwam. welke vraag is dit

zijn centrale vraag was waarom bestaan er verschillende stijlen
-hij vond het antwoord door naar 3 samenhangende aspecten van een kunstwerk te kijken
1. de persoonlijke stijl van de kunstenaar
2. land van ontstaan van het kunstwerk
3.de tijd waarin het kunstwerk is ontstaaan
niet de persoonlijke visie van de kunstenaar maar ook het land en tijd waarin zouden volgens hem een bepaalde stijl tot gevolg hebben

Alois riegl beschouwde de kunstgeschiedenis als een opeenvolging van optische en haptische perioden. wat vertellen deze perioden volgens riegl over de betreffende periode in het algemeen

in een optische periode was de mens meer gericht op het geestelijke en in een haptische meer op het materiele. dat valt ook op te maken uit de termen optisch =zien en haptisch van voelen

Hoe gebruikte Gombrisch de tekening van een leeuw uit circa 1232 van Villard de Honnecourt als illustratie van zijn visie op de ontwikkeling van de kunst door schema en correctie

villard de honnecourt heeft bij zijn tekening van een leeuw geschreven dat deze naar het leven is gemaakt.
de tekening vormt echter een stijve vormentaal als de andere tekeningen van de Honnecourt en is volgens huidige criteria niet natuurgetrouw te noemen. dat ondersteunt de theorie van gombrich dat de ontwikkeling van de vaardigheid om natuurgetrouwe afbeeldingen te maken geen kwestie is van gewoon goed kijken of goed willen kijken. de vaardigheid ontwikkeld zich doordat kunstenaars hun eigen en elkaars manieren/schemas om de werkelijkheid weer te geven steeds iets aanpassen en verbeteren

Gregorius 12e eeuw

levensechtheid beelden
triomfboog; alleen het beeldhouwwerk geeft de hele geschiedenis al weer
praat niet over geschiedenis van de kunst

Wat is een van de belangrijkste verwijten aan de iconologie?

Vermeende eenzijdigheid, als zou de betekenis van een voorstelling in een schilderij uitsluitend kunnen (of zelfs mogen) worden herleid uit contemporaine literaire bronnen.

Welke verandering vond er plaats door kunsthistorici?

Kunsthistorici stelden voor het onderzoek niet langer te beperken tot een speurtocht naar literaire bronnen. Zij achtten het vruchtbaarder de kunst te bestuderen in de context  van plaats- en tijdgebonden denk- en gedragspatronen, die niet direct en zeker niet uitsluitend uit literaire bronnen kunnen worden afgeleid.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo