Rederijkers en dichters in de vroege 17e (circa 1600-1620) - opnieuw; rederijkers en dichters

10 belangrijke vragen over Rederijkers en dichters in de vroege 17e (circa 1600-1620) - opnieuw; rederijkers en dichters

Wie leverden de hoogtepunten voor gedichten en (lees)drama's?

Neolatijnse letterkunde genoot het hoogste aanzien met Hugo de Groot en Daniel Heinsius. Zij schreven ook wel in het Ned., maar niet voor publicatie.
Referentiekader rederijkers was de eigen rederijkerskamer, gold ook voor P.C. Hooft.

Wat was de bijdrage van P.C. Hooft?

Hooft maakte bij de A'damse kamer De Eglentier indruk met meeswterlijke sonnetten en (liefdes)liedjes en toneelstukken, bijv. herdersspel Granida (1605) en andere.
Hij stelde zich bescheiden op en noemde zich tegenover Heinsius geen schrijver, dchreef wel eens voor zijn plezier.
Vaak ontbreken auteursnamen, teksten zijn vaak ondertekend met motto's of spreuken.

Bredero’s lijfspreuk was ‘’t kan verkeeren’ (zie het lemma over Bredero op literatuurgeschiedenis.nl). Wat betekent deze spreuk? Hoe is deze spreuk volgens u van toepassing op ‘Boeren Geselschap’?

De spreuk ’t kan verkeeren wijst op de veranderlijkheid van het leven en waarschuwt voor de bedrieglijkheid van uiterlijke schijn. Zelfs wanneer men denkt de mensen of de situatie te kennen, dan blijkt toch steeds weer dat dit relatief is. Zo ook ontvouwt het boerentafereel zich in een gevaarlijke vechtpartij; gaat het eigenlijk wel om het ganstrekken?
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Embleem
Hoe wordt in het leerboek het genre van de emblematiek gedefinieerd? Hoe weken de emblemata van Jacob Cats hiervan af en welk effect had dat?

Een embleem bestond vanouds uit een prent , voorzien van een kort, vaak spreekwoordachtig motto , met daaronder een bijschrift . In het bijschrift (proza of poëzie) werd het verband tussen afbeelding en motto toegelicht waarmee een morele les werd getrokken.
Cats schreef emblemen waarbij hij drie keer een motto en drie keer een bijschrift gaf, eenmaal in amoureuze, eenmaal in sociaaleconomische en eenmaal in godsdienstige zin. Daarmee sprak hij, heel slim, verschillende lezersgroepen tegelijk aan. Het resultaat was dat zowel geleerde als minder geleerde lezers met zijn emblemen uit de voeten konden.

Wat is het verschil tussen renaissancisten en classicisten in hun houding ten aanzien van de klassieken?

In de renaissance stonden de klassieken op een absoluut voetstuk en bepaalden de norm op het gebied van de kunsten. In het (Frans-)classicisme werden de klassieken niet vereerd, maar alleen bewonderd, en dan nog alleen voor zover ze aan de modernere, veel beschaafdere geachte opvattingen beantwoorden. Het waren niet de klassieken, maar de ‘rede’ en de ‘goede smaak’ die voor de classicisten bepaalden wat goed was (en wat niet).

Waarom werd het werk van toneelschrijver Jan Vos door classicisten afgekeurd?

Het werk van Vos werd gezien als vulgair; hij zou met zijn bombastisch toneel alleen maar uit zijn op goedkoop effectbejag en verbloemde dat hij niet overweg kon met regels als ‘eenheid van tijd en plaats en handeling’.

Leg uit hoe het komt dat de emotionaliteit en gevoeligheid van de mannelijke hoofdpersonages in de sentimentele romans zo benadrukt wordt.

Vanuit de heersende moraalfilosofie die voorschreef hoe men deugdzaam kon zijn, volstond het stoïcijnse manbeeld niet langer, het werd nu ook van belang geacht om sensibel en empathisch te zijn.

Taaldebat
In de eerste helft van de achttiende eeuw ontstaat een debat over de taal waarin dichters zouden moeten schrijven. Daarin zijn een aantal posities te onderscheiden: schrijven in het Nederlands, het Latijn, of het Frans. Koppel aan iedere positie een begrip: geleerdentaal, kosmopolitisme, nationale eigenheid. Geef ook aan met welke argumenten iedere positie werd verdedigd.

  1. Latijn – geleerdentaal – toegang tot internationale wetenschappelijke discussies.
  2. Frans – kosmopolitisme – literatuur van het vaderland op een hoger niveau tillen door te kijken naar Franse voorbeelden.
  3. Nederlands – nationale eigenheid – teruggrijpen naar Vondel en zo de nationale literatuur op een hoger plan te tillen.

Veranderende leesattitude
In het leerboek (p. 115) wordt een verandering in leesattitude beschreven die wordt gekarakteriseerd als een verandering van ‘intensief’ (herhalend) lezen naar ‘extensief’ (eenmalig) lezen
.

Leg uit wat het verband is tussen extensief lezen en de opkomst van het proza. 

De nieuwe prozagenres (de roman en journalistieke werken) boden de lezer iedere keer iets nieuws, daarmee voorzagen zij in de behoefte van de ‘extensieve’, emanciperende lezer.

Hoe zou deze verandering in verband kunnen worden gebracht met het verlichtingsideaal zoals verwoord door Kant?

Het herhalend lezen past goed bij een cultuur waarin bestaande autoriteiten niet worden bevraagd of onderzocht, maar waarin hetzelfde autoritaire werk steeds opnieuw wordt gelezen.
Het extensieve lezen past beter bij het verlichte, zelfstandig denkende en mondige individu dat steeds op zoek is naar iets nieuws om het denken te scherpen.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo