Samenvatting: Inleiding Organisatiekunde | 9789046905234
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Inleiding organisatiekunde | 9789046905234
-
1 Inleiding: Organisatiekunde in historisch perspectief
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
wat houdt het begrip 'organisatie' in?
doelgerichte samenwerkingsverbanden -
1.1 Wat is een organisatie?
Dit is een preview. Er zijn 28 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe kun de organisaties indelen naar juridische criteria en wat houden deze in?
- Organisaties met rechtspersoonlijkheid (het bedrijf aansprakelijk)
- Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid (de eigenaar aansprakelijk)
-
wanneer spreken we van een non-profit organisatie?
niet als doen winst maken (maar het mag wel) --> diensten aanbieden tegen zo laag mogelijke kosten bv. ziekenhuizen, scholen -
Welke drie kenmerken hebben alle organisaties gemeen? Kun je toelichten waar deze kenmerken uit bestaan?
Organisaties hebben allemaal:
Doelstellingen - een gezamelijk doel, bijvoorbeeld het verkopen van een product
Mensen - meerdere personen die ieder in hun eigen rol aan hetzelfde doel werken
Middelen - gebouwen, geld, machines, grondstffen, computers, kantoorruimte -
Welke type organisaties zijn er en wat zijn de verschillen
Profit organisaties - bedrijven gericht op het maken van winst
Non-profit organisaties - bedrijven niet gericht op het maken van winst
Overige organisaties - bijvoorbeeld verenigingen en andere organisaties zónder klanten
Bedrijven zijn afhankelijk van klanten voor het voortbestaan, overige organisaties niet. -
Wat is de overeenkomst tussen ondernemingen en non-profit-bedrijven en wat is het verschil?
Ondernemingen en non-profit bedrijven worden allemaal gezien als bedrijven die afhankelijk zijn van klanten voor hun voortbestaan. Het verschil is het winstoogmerk. Ondernemingen willen winst maken en non-profit bedrijven niet (ze mogen wel winst maken). -
Welke rechtsvormen voor organisaties zijn er en wat zijn de verschillen?
Rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid (bijv. eenmanszaak, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap en maatschap) zijn direct gekoppeld aan de eigenaren. Deze ondernemers zijn ook met hun privevermogen aansprakelijk voor schulden van het bedrijf.
Rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid (bijv. een besloten vennootschap, naamloos vennootschap, vereniging, cooperatie of stichting) zijn minder verweven met de eigenaren. Eigenaren zijn bijvoorbeeld aandeelhouders van de BV of NV, zij zijn niet met hun privevermogen aansprakelijk. -
waarom speelt economisch verkeer een belangrijke deelname in het maatschappelijk verkeer?
- veel transacties in geld uitgedrukt
-
1.2 Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie
Dit is een preview. Er zijn 21 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat betekent contingentiebenadering (contingency)?
In een bepaald geval is het beste manier gekozen door de situatie waarin de organisatie zich bevindt -
Wat is het revionisme (herziening)?
een denkrichting met als motto mensen en organisatie.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Inleiding Organisatiekunde
-
Inleiding: Organisatiekunde in historisch perspectief - Globale ontwikkelingen in de organisatietheorie
-
Inleiding: Organisatiekunde in historisch perspectief - Het economisch kringloopmodel
-
Inleiding: Organisatiekunde in historisch perspectief - Het managementproces
-
Inleiding: Organisatiekunde in historisch perspectief - Beleidsuitgangspunten (missie en visie), doelstellingen, strategie en uitvoering
-
Strategy - Het strategisch ondernemingsplan - Diagnose en prognose
-
Structure - Inleiding
-
Structure - Arbeidsverdeling (functie / taakverdeling) en coördinatie
-
Structure - Taakverdeling
-
Structure - Omspanningsmogelijkheden, spanwijdte en spandiepte
-
Structure - Organisatiestelsels
-
Systems - Systemen en processen
-
Systems - Analye (systeem/proces)
-
Staff - Inleiding
-
Skills - De balanced scorecard
-
Style - Theorieën
-
Style - Motivatietheorieën