Samenvatting: Inleiding Organisatiekunde | 9789046902394 | Loek ten Berge, et al

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Inleiding organisatiekunde | 9789046902394 | Loek ten Berge, Marco Oteman, m.m.v. Johan van Kooten.

• 1 Inleiding: organisatiekunde in historisch perspectief

  Dit is een preview. Er zijn 21 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wanneer is een organisatie in evenwicht?

  wanneer alle stakeholders gemotiveerd blijven deelnemen

• Wat zijn de drie hiërarchie van de organisatiedoelstellingen?

  Concerndoelstellingen, ondernemingsdoelstellingen en afdelingdoelstellingen

• Wat wordt verstaan onder het begrip interdisciplinair?

  Het gebruikmaken van verschillende vakgebieden

• Beste manier van leidinggeven bestaat niet waar hoort deze stroming bij?

  De contingentietheorie

• Wouter besluit producten te verkopen tegen een zo laag mogelijke prijs. Welke strategie van Porter gaat hij gebruiken?

  Costleadership

• 1.1 Wat is een organisatie?

  Dit is een preview. Er zijn 70 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat hebben organisaties met elkaar gemeen?

  Organisaties hebben altijd:

  1. Doelstellingen

  2. Mensen

  3. Middelen

• Hoe combineren we de doelstellingen, mensen en middelen?

  Binnen organisaties werken mensen samen m.b.v. middelen om bepaalde doelstellingen te kunnen behalen.

• Soorten samenwerkingsverbanden? En uitleg? JOF

  1. Fusie: twee of meerdere organisaties samengevoegd in een nieuw verband.
  2. Overname: De ene organisatie neemt de andere organisatie over.
  3. Joint venture: Samenwerkende organisaties brengen een deel van hun vermogen in in een nieuw bedrijf, voor gezamenlijke rekening een risico nemen voor een project.

• In welke groepen kun je de mensen die binnen een organisatie verdelen?

  In leiding en uitvoerenden.

• Verdeel organisaties naar doelen?

  1. Bedrijven:

  Ondernemingen (=profit; afhankelijk van klanten)

  Non-profit organisaties

   

  2. Overige organisaties; Niet afhankelijk van klanten.