Samenvatting: Inleiding Recht | rinkes

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van inleiding recht | rinkes

• 1 privaatrecht

  Dit is een preview. Er zijn 38 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Waaruit valt te halen dat bezit en houderschap goedenrechtelijke verhoudingen zijn die zowel op vermogensrechten als op zaken betrekking hebben?  

  Omdat bezit en houderschap zijn geregeld in boek 3

• Is verkrijging onder algeme titel per definitie altijd derivatief of orginair?

  Elke verkrijging onder algemene titel is derivatief

• Welke drie vereisen worden aan een overdracht van een goed gesteld?

  3:84 (BW)

  1. geldige titel
  2. vervreemder beschikkingsbevoegd
  3. rechtsgeldige levering

• Is een rechtsgeldige titel (altijd) noodzakelijk voor een geldige overdracht?

  Ja, geen uitzonderingen mogelijk (3:84 BW) ivm causale stelsel)

• Is de beschikkingsbevoegdheid van een vervreemder (altijd) noodzakelijk voor een geldige overdracht?

  Nee, hier worden twee uitzonderingen genoemd bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid.

  (bij registergoed, vordering op naam roerende zaak, recht aan toonder of order (3:86/88BW))

• Wat houdt het Quent-te Poel arrest in?

  Dat een verbintenis niet perse in de wet genoemd hoeft te worden maar ook het stelsel van de wet. Ongeschreven recht kan dus ook een verbintenis zijn.

• Voor welke verbintenissen geldt de afdeling 6.1.9 BW?

  Voor alle verbintenissen ongeacht hun bron!

• Wanneer is er geen recht op vordering schadevergoeding bij niet nakomen verbintenis?

  In het geval van overmacht. (6:74 BW)

• Zijn overdracht en levering jurdisch gezien een synoniemen van elkaar?

   In juridische zin bestaat er echter een belangrijk onderscheid. Levering is nl  slechts één vd vereisten voor een geldige overdracht (art. 3:84, lid 1 BW)

• Wanneer is de pleger van een onrechtmatige daad verplicht tot schadvergoeding?

  1. onrechtmatige gedraging (6:162 2e lid)
  2. gedraging moet aan pleger worden toegerekend (6:162 3e lid)
  3. er moet schade zijn (6:162 1e lid)
  4. causaal verband tussen schade en onrechtmatige gedraging (6:162 eerste lid dientegevolge)
  5. er moet voldaan zijn aan relativiteitsvereiste (6:163 BW)