Samenvatting: Inleiding Strafrecht
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van inleiding strafrecht
-
2 week 2
-
2.1 2a voorwaarden voor strafbaarheid en wederrechtelijkheid
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is de relatie tussen voorwaarden voor strafbaarheid en beslissingsschema van art. 350 sv?
De voorwaarden komen in vorm van vragen terug in het beslissingsschema:
Kan het tenlastegelegde bewezen worden?
Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op?
Is er sprake van wederrechtelijk handelen?
Is er sprake van een verwijtbare dader? -
2.2 2b criteria voor strafbaarstelling
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is de waarde en plaats van deze criteria binnen strafrecht?
De criteria richten zich vooral tot de wetgever, het biedt de wetgever aanknoop punten. Ook kunnen ze relevant zijn voor een rechter die een strafbepaling moet interpreteren.
De criteria zijn daarbij verbonden met doelen van strafrecht en van straffen. -
3 week 3
-
3.1 week 3a Opzet en schuld
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke bestanddelen van een strafbaar feit zijn tot opzet van de dader gericht?
Alle bestanddelen na het wordt opzet vallen onder de eis: willens en wetens. -
Wanneer is er sprake van (voorwaardelijk) opzet of van culpa?
Bij (voorwaardelijk) opzet is er een aanmerkelijke kans dat iets gaat gebeuren, de verdachte is hiervan bewust en aanvaard dit, maar niet zuiver willens en wetens. Bij culpa zijn er 2 varianten: onbewuste culpa: verdachte wist niet dat een mogelijkheid was dat het gevolg zou intreden maar had hier gezien de omstandigheden aan moeten denken. Bewuste culpa: verdachte wist dat er een mogelijkheid was dat de bestanddelen zouden intreden maar was er vanuit gegaan dat dit niet zou gebeuren. -
3.2 week 3b Causaliteit
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3.2
Laat hier meer flashcards zien -
Bij welke delicten speelt causaliteit een rol?
Het speelt vooral een rol bij materiële delicten. Hierbij staat het gevolg centraal en gaat het om het verband tussen oorzaak en gevolg. -
4 week 4
-
4.2 week 4b Poging, voorbereiding en deelneming
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4.2
Laat hier meer flashcards zien -
Welke soorten 'poging' zijn er?
Er kan ook sprake zijn van ondeugdelijke poging. Die kan relatief of absoluut zijn. Ook kan het middel of object ondeugdelijk zijn. Er zijn 4 situaties:
- Absoluut ondeugdelijke middel: Bijv. Iemand willen neerschieten met een klappertjespistool.
- Relatief ondeugdelijk middel: Iemand willen doodschieten met een weigerend pistool.
- Absoluut ondeugdelijk object: een lijk willen doodschieten.
- Relatief ondeugdelijk object: Inhoud willen buitmaken van wat een lege kluis blijkt te zijn.
In principe zijn alleen relatief ondeugdelijke pogingen strafbaar. -
5 week 5
-
5.1 week 5a Beslissingsmodel: art. 348-350 sv
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is de relatie tussen de voorwaarden voor strafbaarheid en het beslissingsschema van art. 350 sv?
Als aan de voorwaarden voorstrafbaarheid is voldaan, dan mag de rechter door naar hetbeslissingsschema van art. 350sv . Hiervoor moeten eerst de formele vragen in art. 348sv worden beantwoordt. (art. 349 lid 1 zegt wat de rechter moet doen als 1 van de vragenontkennend /bevestigend wordt beantwoord). -
Welke vragen staan in art. 348 sv en wat zegt art. 349 lid 1 sv daarbij dat de rechter als volgende stap moet nemen?
1. Is de dagvaarding geldig?
zo ja, naar vraag 2. Zo nee, nietige dagvaarding.
2. Is de rechter bevoegd?
Ja, naar vraag 3. Nee, onbevoegde rechter.
3. Is de OvJ ontvankelijk?
Ja, naar vraag 4. Nee, niet ontvankelijke OvJ.
4. Zijn er redenen voor schorsing van de vervolging?
Ja, dan schorsen van de vervolging. Nee, dan naar de eerste vraag van art. 350. -
Waarom kan een dagvaarding nietig zijn?
Om 4 redenen.- De dagvaarding kan niet volgens de regels van art. 585 sv e.v. Aan de verdachte betekend zijn.
- de dagvaarding is niet uitgebracht door de OvJ. (art. 258 sv: OvJ heeft vervolgingsmonopolie dus kan als enige dagvaarding uitbrengen).
- De mededelingen aan de verdachte zijn niet correct (oproepfunctie).
- Aan de eisen van art. 261 sv is niet voldaan (beschuldigingsfunctie). Er moet een tijd, plek en feit in staan waartegen de verdachte zich kan verdedigen.
-
Wanneer is de rechter bevoegd van het tenlaste gelegde kennis te nemen?
Dit gaat over de bevoegdheid (competentie) van de rechter. Hierbij is onderscheid tussen absolute en relatieve competentie. Bij absolute competentie gaat het om welke rechter bevoegd is: kanton of strafrechter, rechtbank of Hof. Bij relatieve competentie gaat het om welk arrondissement bevoegd is. Dit is een geografische kwestie. De OvJ kan kiezen tussen de pleegplaats en de woonplaats van de verdachte.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden