De structuur van rechtsregels; rechtsvinding
4 belangrijke vragen over De structuur van rechtsregels; rechtsvinding
Welke visies op rechtsvinding zijn er?
2. Subsumptiemodel: een rechtsregel geeft een rechtsfeit, als daaraan voldaan is treedt er een rechtsgevolg op. Het subsumptiemodel volstaat niet omdat de wetgever niet alle gevallen in de toekomst kan voorspellen en daarnaast niet oneindig aantal wetten kan maken
Welke interpretatiemethoden gebruikt de rechter?
2. Wetshistorische interpretatie: ontstaansgeschiedenis van de wet
3. Systematische interpretatie: in welke context staat de wet? Wat is de inhoudsopgave. Vaak wordt de wet ook uitgelegd aan de hand van hogere regelgeving
4. Teleologische interpretatie: wat is het doel van de wet en welk belang heeft de maatschappij daarbij
5. Anticiperende interpretatie: vooruitlopen op wetgeving die nog niet is ingevoerd
Welke redeneerwijzen gebruikt de rechter?
1. Redenering naar analogie: er bestaat een grote gelijkenis tussen de twee zaken, dus de rechter gebruikt de wetsbepaling op het geval waarvoor hij eigenlijk niet geldt.
2. A contrario-redenering: een wettelijke regeling mag niet worden gebruikt op een ander geval, omdat het niet met zoveel woorden de omstreden rechtsvraag beantwoord.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat zijn evaluatieve termen?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden