Samenvatting: Inleiding Tot Evidence-Based Practice
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Inleiding tot evidence-based practice
-
1 Epidemiologie
-
1.1.1 Epidemiologie
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke 4 fasen van onderzoek onderscheid men?
- Beschrijving: waar, wanneer en bij wie komt een ziekte vaak, zelden of nooit voor
- analyse: zoeken naar relaties tussen het voorkomen van een bepaalde ziekte en de factoren waaraan de bevolkingsgroep wordt blootgesteld
Planning Actie: controle uitoefenen
- Beschrijving: waar, wanneer en bij wie komt een ziekte vaak, zelden of nooit voor
-
1.1.2 Voedingsepidemiologie
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Een belangrijke beperking in de voedingsepidemiologie is de complexiteit van voedsel, welke complexiteiten zijn er?
- Iedereen eet
- voedingspatronen veranderen over de tijd
- mengeling = NIET voedselcomponenten
- evolutie: component --> levensmiddelen --> patronen
- studie nutriënten = NIET studie levensmidden
- Iedereen eet
-
Wat zijn de 4 fasen van onderzoek toegepast op voedingsepidemiologie?
- Beschrijven: in kaart brengen voedselconsumptie en voedingsstatus van een populatie
- analyse: verbanden of associaties
- planning en actie: bijdrage tot de preventie
-
Wat is een pluspunt van het voedingsepidemiologisch onderzoek?
= een directe relevantie voor de volksgezondheid -
Wat is een minpunt van het voedingsepidemiologisch onderzoek?
Het vaststellen van verbanden Duisburg niet op het vaststellen van oorzakelijke verbanden -
Wat is de hoofddoelstelling van voedingsepidemiologie?
Een bijdrage leveren aan de preventie van ziekten en de verbetering van de volksgezondheid -
1.2.1 Prevalentie
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Stel dat er 2500000 jongeren zijn tussen 0 en 19 jaar in België . Binnen deze groep hebben 250000 jongeren een BMI van 25 of meer. Wat is dan de prevalentie?
P = 250.000/ 2500.000 x 100 = 10% -
1.2.2 Incidentie
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verband tussen de prevalentie en incidentie?
Prevalentie P reflecteert ook incidentie.
--> hoe hoger de incidentie in een tijdsinterval, hoe hoger ook de prevalentie op de verschillende tijdstippen binnen dit interval.
prevalentie reflecteert ook de duur van de ziekte.
--> hoe langer de duur van de ziekte, hoe hoger de prevalentieie bij een gegeven incidentie
=> als Incidentie I en gemiddelde duur d van een ziekte voor lange tijd constant blijft, dan:
P = I.d -
1.2.4 Standaardiseren voor leeftijd
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is standaardiseren voor leeftijd?
De meeste ziektes komen niet in gelijke mate voor onder jonge en oude mensen. Daarom moet men rekening houden met leeftijdseffecten, dit kan aan de hand van leeftijdsstandaardisering -
1.3 Betrouwbaarheid van diagnostische criteria
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Men stelt een diagnose van een bepaalde ziekte, maar deze zijn nooit 100% betrouwbaar, welke uitslagen onderscheiden we?
- positief
- Vals positieve uitslag
- negatief
- vals negatieve uitslag
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden