Samenvatting: Inleiding Vastgoedwaarderen
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Inleiding vastgoedwaarderen
-
1 Het begrip economie
Dit is een preview. Er zijn 15 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil tussen stoffelijke en onstoffelijke behoeften?
Stoffelijke behoeften zijn tastbare goederen en onstoffelijk behoeften zijn immateriële goederen, zoals dienstverlening. -
Welke drietal vormen van economische orde is er internationaal gebruik van gemaakt?
1.Centraal geleide planeconomie (Noord-Korea, Cuba)
- Planning aanbod gereguleerd door de centrale overheid
2. Vrijemarkteconomie
- Overheid houdt zich afzijdig (alleen kerntaken)
3. Georiënteerde markteconomie
- Vrijemarkteconomie, maar de overheid heeft een sterk regulerend rol. -
2 Macro-economie
Dit is een preview. Er zijn 20 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat betekent het C+I+O eigenlijk?
Bedrijven verkopen en Gezinnen kopen goederen en diensten via de goederenmarkten
- het totaal aan consumentenbesteding: C
Bedrijven kopen nieuwe kapitaalgoederen en zien hun voorraden muteren:
- Totaal van de investeren van bedrijven: I
De overheid koopt goederen en diensten van bedrijven
- Dit wordt overheidsbesteding genoemd: O
De overheid int belastingen
- Het totaal van de belastingen: B
Nederlandse bedrijven verkopen goederen en diensten aan het buitenland - export (E)
Kopen van goederen en diensten van het buitenland - Import (M) -
Welke soorten geldstromen bestaan er in het economisch kringloop?
- Ter beschikking gestelde productiefactoren naar bedrijven
K.A.N.O - Goederen- en dienstenstroom
Productie
- Geldstroom naar de consumenten
De bedrijven betalen gezinshoudingen geld voor hun productiefactor, zoals loon voor de geleverde arbeid of mogelijke dividend.
- Ter beschikking gestelde productiefactoren naar bedrijven
-
Hoe bereken je het nationaal inkomen via de objectieve methode?
Het optellen van de toegevoegde waarde van alle bedrijven plus de overheid bij elkaar op. Kijkend naar het economische kringloop model moeten beide methoden per saldo dezelfde uitkomst opleveren. -
3 Bedrijfstak, branche en bedrijfskolommen
Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
Welke samenwerkingsvormen kunnen zich bevinden in een bedrijfstak?
- Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
- Branchevereniging
- Franchising
- Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
-
Wat zijn de doelen van een belangenorganisatie?
De belangenorganisaties hebben aantal doelen:- Assisteren van de aangesloten bedrijven met de inrichting van het bedrijf, bijvoorbeeld door het optuigen van branchegerichte IT-systemen.
- Ondersteunen van de aangesloten bedrijven door het geven van vakopleidingen
- Spreekbuisfunctie naar de media; de organisatie 'spreekt' vaak namens een gehele branche of bedrijfstak
- Onderhouden van contacten met de politiek in het kader van de belangenbehartiging en wetgeving op hun terrein.
-
Wat betekent parallellisatie en specialisatie?
Parallellisatie
Hiervan is sprake als producten uit verschillende bedrijfskolommen door een onderneming worden bijeengebracht. Voorbeeld gasstation die nu ook snacks en frisdrank verkoopt.
Specialisatie
Specialisatie is het tegenovergestelde van Parallellisatie. Bij specialisatie richt een onderneming zich op een product of productgroep -
Wat betekent differentiatie en integratie?
Differentiatie
Een bedrijf stoot een gedeelte van haar werkzaamheden af naar onafhankelijke organisaties, er komt een schakel bij.
Integratie
Hiervan is sprake als twee schakels in een bedrijfskolom worden samengevoegd. Voorbeeld; een verzekeringsmaatschappij die de tussenpersonen uitschakelt en rechtstreeks verzekeringen aan consumenten gaat verkopen. Twee vormen van integratie.- Voorwaartse integratie
Een onderneming zet een integratieschap naar de consument toe. - Achterwaartse integratie
Een onderneming die naar de producent toe beweegt.
- Voorwaartse integratie
-
4 Consumptie en consumentengedrag
Dit is een preview. Er zijn 26 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de bepalende factoren van consumenten op individuele goederen en diensten?
1.Behoefteschema van deconsument
Indien een goed hoog op deverlanglijst staat, zal er veel vraag naar zijn van deconsument .
2.Prijs van de goed
3.Prijs van anderegoederen
De prijs van anderegoederen heeft invloed op de vraag naar het ene goed. Er wordt zodadelijk in prijsvergeleken .
4. Inkomen van de consument
Inkomen bepaalt mede of de consument een goed kan kopen.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden