Samenvatting: Inleiding Waterbeheer | M J Booij

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 58 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Inleiding waterbeheer | Dr. ir. M.J. Booij

  • 1 Geschiedenis en organisatie van het waterbeheer

  • 1.2 Ontwikkelingen in Laag-Nederland

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • In welke vier regio's kan men de kustgebieden en het rivierengebied in het lage gedeelte van Nederland indelen voor de periode van 800-1250?

    Veenontginningsgebieden, de schelderdelta, de kwelders in het noorden en het rivierkleigebied.

  • Waar leidde het toenemen van de bevolking in West-Europa toe?

    Tot een vergroting van de druk op de natuurlijke hulpbronnen.

  • Wat is "het Charter van 1255" die in Laag-Nederland ontstond? En hoe kwam het er?

    In het begin hielp iedereen mee met het onderhoud van de waterkeringen en uitwateringssluizen. Deze werden vervolgens zo groot dat er vertegenwoordigers per gebied naar vergaderingen gingen. Vervolgens werd het Charter van 1255 ingesteld. Het essentiële kenmerk van deze organisatievorm is de trits: belang, betaling, zeggenschap. Degene die veel belang en geld had, had meer zeggenschap dan mensen die minder bezaten.

  • 1.5 Ontwikkelingen in het waterkwaliteitsbeheer in Nederland

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.5
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat waren de drie oorzaken van de grote aanslag op het zelfreinigend vermogen van het oppervlaktewater?

    De snelle bevolkingsgroei, de verstedelijking en de industrialisatie.

  • Wat waren de meest vervuilende bedrijven en waarom?

    Suikerraffinaderijen, linnenbleekerijen, katoendrukkerijen, distilleerderijen, papiermakelijen, textielweverijen, leerlooierijen, aardappelmeelindustie, bierbrouwerijen, strokartonindustie, olieperserijen en zeepziederijen. Deze bedrijven hadden schoon water nodig voor hun productie en hadden dus zelf ook last van de watervervuiling terwijl hun lozingen het water voor andere gebruikers verslechterden.

  • 1.7 Organisatie van het waterbeleid en -beheer in Nederland

  • Wat zijn de belangrijkste vier organisaties die betrokken zijn bij het waterbeheer en waar zijn ze verantwoordelijk voor?

    Rijksoverheid

    - Nationaal waterbeleid

    - Beheer van de rijkswateren (Rijn, Maas, IJsselmeer en Waddenzee)

    Provinciale overheid

    - Regionale uitwerking van het nationaal waterbeleid

    - Horizontale en verticale beleidsafstemming

    - Beheer van grondwater

    Gemeentelijke overheid

    - Stedelijk waterbeleid en -beheer (riolering en grondwater)

    - Bestemmingsplan binnen en buiten de bebouwde kom

    Waterschappen

    - Regionale kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater

     

  • 2 Watervoorziening

  • 2.2.1 Inleiding

    Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat is een stroomgebied en wat is een voordeel daarvan?

    Een stroomgebied is een gebied waaruit al het afstromende water langs één punt van een bepaalde waterloop wordt afgevoerd. De grenzen van een stroomgebied is de waterscheiding. Een voordeel van een stroomgebied is dat je maar één lozingspunt hebt.

  • 2.2.2 De rationele formule

    Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Waar wordt de rationele formule voor gebruikt?

    Deze formule wordt gebruikt om piekafvoerwaarden te berekenen voor relatief kleine stroomgebieden. (kleiner dan circa 100 km2)

  • Wat zijn de belangrijkste veronderstellingen voor deze methode?

    De neerslagintensiteit blijft constant gedurende de regenbui, de eigenschappen van het stroomgebied en de afvoercoefficient veranderen niet gedurende de bui en de afvoer is maximaal na de concentratietijd. (de concentratietijd is de grootste tijdsduur die een deeltje uit het stroomgebied nodig heeft om de benedenloop te bereiden)

  • 2.2.3 Curve Number methode

    Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2.3
    Laat hier meer flashcards zien

  • Hoe werkt de curve number methode?

    Bij de Curve Number methode wordt de afvoer tengevolge van de neerslag bepaald door rekening te houden met het type landgebruik, het bodemtype, de bewerkingspraktijk en de infiltratie en verzadiging van de grond.

LET OP!!! Er zijn slechts 58 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart