Surseance van betaling: Rechterlijke inmenging met beperkingen voor de schuldenaar - Procedure

34 belangrijke vragen over Surseance van betaling: Rechterlijke inmenging met beperkingen voor de schuldenaar - Procedure

Wat bepaalt artikel 3 InsVO?

Artikel 3 InsVO bepaalt dat voor de opening van de insolventieprocedure zoals de surseance van betaling, de rechter in de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen, bevoegd is om de zogenaamde hoofdprocedure te openen. Artikel 3 InsVO geldt voor alle surseanceprocedures in Nederland.

Waar is de rechtsmacht neergelegd in geval van international insolventie?

Artikel 3 InsVO.

Er wordt gezegd dat artikel 3 InsVO (m.b.t. de rechtsmacht) geldt voor alle surseanceprocedures in Nederland, zijn dit werkelijk alle surseanceprocedures?

Artikel 3 InsVO geldt voor alle surseanceprocedures in Nederland, zelfs wanneer er geen internationale connectie van de schuldenaar is, ontleent de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht voor de beoordeling van een verzoek tot surseanceverlening aan de Europese verordening.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat als het centrum van de voornaamste belangen zich niet in Nederland bevindt?

Wanneer het centrum van de voornaamste belangen zich niet in Nederland bevindt is de Nederlandse rechter slechts bevoegd tot het openen van een zogenaamde territoriale of secundaire procedure. De gevolgen hiervan beperken zich tot de goederen van de schuldenaar die zich op dat ogenblik op Nederlands grondgebied bevinden, artikel 3 lid 2 InsVO.

Waarom komt de surseance van betaling niet voor in Bijlage B bij de Europese Insolventieverordening?

Omdat de surseance van betaling geen liquidatieprocedure is in de zin van artikel 2 sub c InsVO, maar zij is gericht op reorganisatie. Dit houdt in dat de surseance van betaling in Nederland niet als een zogenaamde secundaire procedure kan worden geopend, zie artikel 27 jo 3 lid 3 en Bijlage B InsVo. In artikel 3 lid 3 InsVO staat als laatste zin dat bij de secundaire procedure alleen kan worden gestart wanneer er sprake is van een liquidatieprocedure (Bijlage B InsVO). Er kan hooguit sprake zijn van een territoriale procedure, zie artikel 3 lid 2 en 4 InsVO.

Wat is vereist voor de Nederlandse rechter om een surseance van betaling bij wijze van territoriale procedure uit te spreken?

Hiervoor is vereist dat de schuldenaar een vestiging in Nederland heeft, ofwel een plaats van handeling waar hij met behulp van mensen en goederen een economische activiteit uitoefent die niet van tijdelijke aard is. Voor begrip vestiging, zie artikel 2 sub h InsVO.

 Waar is de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te vinden m.b.t. de surseance van betaling? 

In artikel 214 lid 2 jo artikel 2 FW.

Uit weke twee delen bestaat de procedure tot surseanceverlening?

De procedure tot surseanceverlening bestaat uit twee delen: de voorlopige verlening van de surseance van betaling en eventueel een definitieve surseanceverlening.

Wat is de voorlopige surseance van betaling?

De schuldenaar moet bij zijn aanvraag tot surseance van betaling een verzoekschrift bij de rechtbank indienen die door de schuldenaar en de advocaat is ondertekend, wat dit verzoekschrift moet bevatten staat in artikel 214 lid 2 FW.

Welke informatie moet het verzoekschrift tot surseance van betaling bevatten?

Het verzoekschrift tot surseance van betaling bevat de informatie die de rechtbank nodig heeft om tot haar oordeel te komen en haar rechtsmacht vast te stellen, artikel 214 lid 2 FW.

In welk artikel staat dat de rechter bij het verlenen van een voorlopige surseance of bij latere beschikking een Rechter-Commissaris kan benoemen?

Artikel 223a FW.

Vanaf welk moment heeft de voorlopige verlening van de surseance van betaling haar werking?

De voorlopige verlening van de surseance van betaling heeft haar werking vanaf het begin van de dag waarop zij door de rechtbank is uitgesproken, artikel 217 FW.

Waarom wordt er publiciteit gegeven aan de voorlopige verlening van de surseance?

De voorlopige verlening van de surseance van betaling (artikel 215 lid 2 FW) heeft grote gevolgen voor de schuldenaar en een deel van de schuldeisers, daarom moet er voldoende publiciteit aan worden gegeven. Dit gebeurt langs twee wegen:
1. De griffier zorgt ervoor dat de relevante informatie onmiddellijk in de Staatscourant wordt aangekondigd, artikel 216 FW.
2. De griffier schrijft de gegevens in het openbare surseanceregister bij de rechtbank en het Centraal insolventieregister, artikel 222-222a FW.

Wat is het gevolg wanneer een surseance van betaling en een aanvraag tot faillietverklaring gelijktijdig ingediend zijn?

Dan komt eerst de surseance van betaling aan bod en komt faillissementsaanvraag pas aan bod wanneer de surseanceaanvraag volledig is afgewikkeld., artikel 218 lid 6 FW.

Kan faillissement ten tijde van de surseance van betaling worden verzocht?

Nee, artikel 248 FW.

Binnen welke termijn moet een raadpleging van de schuldeisers plaatsvinden?

Binnen twee tot vier maanden, 2.3.1 Procesreglement insolventiezaken rechtbanken.

Wanneer kan een faillietverklaring worden aangevraagd terwijl er aanvraag is gedaan tot surseance van betaling?

1. Wanneer de definitieve surseanceverlening niet wordt uitgesproken, artikel 218 lid 5 BW;
2. Bij intrekking van de surseance van betaling, artikel 242 lid 4 FW;
3. Bij verwerping van het aangeboden akkoord, artikel 277 FW;
4. Bij weigering van de homologatie, artikel 272 lid 4 FW; of
5. Bij ontbinding van het akkoord, artikel 280 FW.

Hoeveel momenten kent het wettelijk systeem van de surseance waarop de rechtbank beslist?

Het wettelijk systeem van de surseance van betaling kent twee moment waarop de rechtbank beslist of de surseance wordt verleend: eerst voorlopig en dan definitief.

Hoe geschiedt de voorlopige verlening van surseance?

De voorlopige verlening van surseance geschiedt 'automatisch', artikel 216 lid 2 FW. De rechtbank heeft hier dan ook geen beoordelingsruimte, behalve of er aan de formaliteiten is voldaan.

Hoe zit het met de beoordeling van de definitieve verlening van surseance?

In het geval van het al of niet definitief verlenen van surseance heeft de rechtbank wel een zekere mate van beoordelingsvrijheid. Voldoende is dat er een gerede verwachting is dat de schuldenaar zijn schuldeisers na verloop van tijd zal kunnen betalen. Eventueel kan de rechtbank onderzoek laten verrichten naar de betrouwbaarheid van de door de schuldenaar aangeleverde gegevens, artikel 226 FW.

Waar is neergelegd dat de rechtbank in sommige gevallen verplicht is de aanvraag tot surseance af te wijzen?

Artikel 218 lid 2-4 FW.

Wat zegt artikel 218 lid 5 BW?

Wanneer de rechtbank besluit om de surseance niet definitief te verlenen, kan zij in dezelfde beschikking de schuldenaar failliet verklaren.

Wat kan de duur van surseance maximaal zijn?

De duur van de surseance kan maximaal anderhalf jaar zijn vanaf de dag van de voorlopige surseanceverlening, artikel 223 lid 1 jo. 217 FW. In artikel 223 lid 2 is neergelegd dat de surseanceverlening (meerdere malen) kan worden verlengd.

Wat gebeurt er na de definitieve surseanceverlening met de voorlopige surseanceverlening?

De voorlopige surseanceverlening blijft na de definitieve surseanceverlening van kracht, dit maakt artikel 222 lid 1 FW waarin is bepaald dat de definitieve surseanceverlening uitvoerbaar bij voorraad is, overbodig. 

Moet de definitieve surseanceverlening ook in het surseanceregister worden ingeschreven? 

Artikel 222a FW bepaald dat de definitieve surseanceverlening ook in het surseanceregister moet worden ingeschreven.

In welk artikel is bepaald dat de bewindvoerders om de drie maanden een verslag uitbrengen en dat nederlagen ter griffie?

Artikel 227 lid 1 FW.

Wat is meestal het gevolg als een voorlopige surseanceverlening niet wordt omgezet in een definitieve?

Wanneer een voorlopige surseance niet wordt omgezet in een definitieve is een (bijna) faillissementstoestand onvermijdelijk. De reden dat de schuldenaar namelijk de surseance van betaling aanvroeg was dat hij de opeisbare schulden op korte termijn niet meer zou kunnen betalen, artikel 214 FW. Daarom is dan ook in artikel 218 lid 5 FW bepaald dat de rechter gelijktijdig met zijn beschikking het faillissement van de schuldenaar uit kan spreken.

Wanneer zal de rechtbank bij het afwijzen van het verzoek tot definitieve surseance, tevens het faillissement van de schuldenaar uitspreken?

Artikel 218 lid 5 FW, daarin is de mogelijkheid voor de rechter neergelegd om tijdens zijn afwijzende beschikking tevens het faillissement van de schuldenaar uit te spreken. Hierbij is de norm voor faillissement van de schuldenaar van belang, de rechter spreekt het faillissement van de schuldenaar uit als summierlijk is gebleken dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, artikel 1 FW.

Wat heeft de uitspraak van de rechter voor karakter wanneer hij bij de afwijzende beschikking van de surseance tevens het faillissement van de schuldenaar uitspreekt?

Artikel 218 lid 5 FW, in een dergelijk geval heeft de uitspraak van de rechtbank een gemengd karakter: een beschikking voor zover het de surseance van betaling afwijst en een vonnis waar het de schuldenaar in staat van faillissement verklaart, artikel 248 lid 2 jo. 14 FW.

Wat is bepaald in artikel 218 lid 5 FW?

In artikel 218 lid 5 FW gaat over de afwijzing van het verzoek tot voorlopige surseance door de rechter. De rechter kan bij de afwijzing van de definitieve surseance (dit is een beschikking) tegelijkertijd het faillissement uitspreken (dit is een vonnis). Wanneer de rechter niet tegelijkertijd het faillissement uitspreekt eindigt de voorlopige voorziening op het moment waarop de afwijzing van het verzoek tot definitieve surseance in kracht van gewijsde is gegaan.

Staan tegen de afwijzing van de definitieve surseance rechtsmiddelen open?

Tegen de afwijzing van definitieve surseance (artikel 218 lid 5 FW) staan hoger beroep en cassatie open. Alleen de schuldenaar kan binnen 8 dagen tegen de uitspraak in hoger beroep komen. Wanneer de definitieve surseance wordt toegewezen komt hoger beroep en cassatie toe aan iedere schuldeiser die zich niet uitdrukkelijk vóór de surseanceverlening had verklaard. Dit wil zeggen dat ook de schuldeiser die niet bij de stemming aanwezig is geweest deze mogelijkheid heeft, artikel 219 lid 1 FW.

Hoe toetst het gerechtshof in hoger beroep?

Het gerechtshof beoordeelt of de rechtbank (ex tunc) op de juiste wijze heeft vastgelegd hoe de schuldeisers over de verlening van de surseance van betaling hebben gestemd. Daarnaast betrekt het gerechtshof (ex nunc) ook de andere afwijzingsgronden in zijn oordeel: het gerechtshof kijkt of er vrees bestaat voor benadeling van de schuldeisers tijdens de surseance van betaling of dat der onvoldoende vooruitzicht is op bevrediging van de schuldeisers (artikel 218 lid 4 FW) of dat er andere redenen zijn om het verzoek af te wijzen.

Kan het Hof bij vernietiging van de definitieve surseance ook het faillissement van de schuldenaar uitspreken?

Ja dat kan het Hof. In de wet is dit niet neergelegd, maar dit volgt uit het systeem van de wet.

Is er inhoudelijk een verschil tussen het hoger beroep en beroep in cassatie?

Ja, de toetsingsgronden in cassatie zijn beperkt tot schending van het recht en motiveringsgebreken, artikel 79 RO.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo