Where to invest: FDI Expansion, Agglomeration, Offshoring R&D, Cross-border relocations of HQ

26 belangrijke vragen over Where to invest: FDI Expansion, Agglomeration, Offshoring R&D, Cross-border relocations of HQ

Reflectie Rugman & Verbeke (1992):

FSAs (LB & NLB)

Home & Host Location Advantages

TCT & Integration/ Responsiveness-Framework

Noem vier niet te transferren FSAs

  1. Stand-alone resources gelinkt aan locatie voordelen
  2. Kennis van de lokale markt en reputatie resources
  3. Lokale best practices
  4. Domestic recombination capability.

NB: deze FSAs moeten opnieuw vervaardigd worden in het gastland.

Wat zijn de vier uitdagingen van Ghemawat (2001) om Host Country Specific Advantages te verkrijgen?

4 vormen van Distance

  1. Cultural
  2. Administrative
  3. Geographical
  4. Economical


De MNE overwint de "Distance" met FSAs.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke 4 uitdagingen van Zaheer mbt kosten van Host Country Specific Advantages hebben MNEs?

Zaheer (1995) erkent 4 soorten van onafhankelijke bronnen van LOF:
  1. Kosten geassocieerd met spatial distance
  2. Bedrijfsspecifieke kosten gerelateerd aan de onbekendheid van het gastland.
  3. Kosten gerelateerd aan de gastlocatie
  4. Kosten gerelateerd aan de thuislocatie.

Internationalization process (Johanson & Vahlne, 1977) in Benito & Gipsrud (1992):

Het is learning by doing

Van Export naar volledig productie faciliteiten in eigen bezit
Van bekende landen naar minder bekende landen. 


Wat zijn de resultaten van Benito en Gipsrud's (1992) onderzoek?

Benito & Gipsrud (1992): uitslagen
  1. Er bestaat geen bewijs dat de eerste investering dichter bij het thuisland gedaan worden dan de latere investeringen.
  2. De gemiddelde verandering van de Cult. Distance tussen twee opeenvolgende investeringen is niet positief en varieert niet met het aantal eerder gedane investeringen. 

De resultaten ondersteunen het feit dat locatiekeuzes discrete rationele keuzes zijn en geen cultural learning processes zijn.

Welke belangrijke factoren onderscheiden Benito & Gipsrud (1992) die de impact van Distance kunnen verlichten (=alleviate)?

  1. Inter-country distance verschilt van de inter-firm (MNE) distance. --> voobeeld: Taal van ingeneurs onder elkaar binnen een bedrijf en binnen hun werkgebied. De inter-firm concepten zullen veel minder verschillen dan intra firms want ze delen dezelfde ingeneurstaal.
  2. Afstand varieert afhankelijk van de verschillende delen van de value chain.
  3. Hoge afstand kan leerkansen creëeren (MNE-wide)
  4. Geen rol voor de mediërende impact op de entry modes op het reduceren van de afstandsimpact. 

Mariotti et al. (2010) mbt Spatial Agglomeration of MNEs; 

Wat houdt de Traditional Approach in van Ellison & Glaeser (1997)?

Bedrijven plaatsen zichzelf dichtbij elkaar.

Wat zijn de kernpunten van deze Traditional Approach (Ellison & Glaeser, 1997) in Mariotti et al. (2010)?

  • Geografische afstand is noodzakelijk om social learning te promoten maar niet een vereiste om interactie te genereren.
  • Interactie leidt niet gelijk tot positieve kennisoverdracht

Wat zijn twee externalities (=uiterlijke kenmerken) & spillovers (Ellison & Glaeser 1997 in Mariotti et al. 2010)?

  • Locatie: MNEs imiteren elkaar door informatie externalities
  • Centrifugerende en centripetale krachten, MNEs plaatsen zich niet bij de lokale bedrijven --> angst voor kennisverspilling.

Mariotti et al. (2010): MNEs locatiekeuze, sleutelfactoren

Endowment effects: zekere activiteiten worden op natuurlijke wijze toegekend aan een gegeven locatie

Agglomeration effects: Kosten effectieve toegang tot gespecialiseerde input en kennisoverdracht.

Policy-induced effects: Overheden subsidiëren de herplaatsing van sommige gebieden.


De conclusie is dat de besluitvorming van MNEs omtrent de locatie en mbt dit framework, sterk beinvloed wordt door informatie kenmerken en kennissipllover.

Mariotti et al. (2010): Wat zijn Information Externalities?

MNEs die toetreden tot een buitenlandse markt leiden aan:
- onzekerheidsfactoren
- ervarings informatie assymetrie

Dit leidt tot hoge informatie kosten

Het leren is een sleutel tot het minimaliseren van deze informatiekosten (ex. Leren van de eerder opgedane ervaringen van MNEs die je voor gingen en het aanpassen aan kopie gedrag.

Mariotti et al (2010): Knowledge Spillover:

De impact van de co-plaatsing van bedrijven wanneer deze zich dichtbij elkaar vestigen om te leren van elkaar en om de ideëen stroom op gang te houden. 

Demirbag & Glaiser (2010): Offshoren van R&D naar het buitenland. Waarom is het offshoren van R&D zo populair?

Het proces heeft zich versneld doordat internationale verschillen in locatie specifieke voordelen de R&D internationalisatie noodzakelijk doen toenemen. 
Strategic asset motive:
- Catch-up --> bijhouden van nieuwe ontwikkelingen
- Diversify
- R&D Springboard

De opties om te investeren in R&D zijn gekomen door de opkomst van:
- R&D locaties en de gelinkte talent pools. 

Resultaten van het onderzoek van Demirbag & Glaister (2010) mbt de offshore location choice & R&D projects zijn:

R&D offshoring vindt zeer waarschijnlijk plaats als het gastland:
  1. Lage R&D wages heeft: China & India, EM Markets in ASIA.
  2. Daar waar een sterke kennis infrastructuur is: EU & US
  3. Daar waar een grote pool van Science & Engineers zitten
  4. Daar waar het weinig country risk ervaart van het gastland (EU, EM ASIA)
  5. Als er eerdere ervaring is geweest met offshore investments.

Conclusies mbt Demirbag & Glaister (2010) en hun onderzoek naar de keuzes van het offshoren van R&D naar het buitenland:

  • Er is een sterke trade-off (=compromis) tussen de ervaring binnen het gastland en de politieke risico's. In landen waar het politieke risico groot is, compenseert het bedrijf dit risico o.b.v. eerder gedane ervaringen.
  • Wanneer een bedrijf zijn R&D projecten leert te managen verdwijnt de impact van het land & de politieke risico's. Dit is in lijn met de internationalisatie theory.
  • Onderscheid tussen efficiency seeking versus techn. seeking is dat R&D offshoring?

Laamanen (2012): Vestigen van HoofdKantoren over de grens. 

Wat zeggen Straus-Kahn & Vives (2009) over het verplaatsen van HQ overseas?

  • Grotere en jongere HQ, buitenlandse bedrijven, overgenomen bedrijven door een merger, zijn eerder geneigd om de HQ te verplaatsen.
  • HQ verplaatsen zich naar gebieden waar lage corporate taxes zijn, lage wages, goede bedrijfsgerichte service wordt geleverd, dezelfde specializatie van idustrieën zitten en HQ agglomeration met goede luchtverkeers infrastructuur connecties. 

Tussen welke 3 factoren maakt Laamanen et al (2010) onderscheid?

Push factoren
Pull factoren
Catalyzing factoren

Wat verstaat Laamanen et al. (2010) onder Push factoren en zijn deze positief gerelateerd aan de HQ relocation?

Push factoren zijn:
  • Home-Country wage level
  • Home-Country taxation level
  • Home- Country employment rate

Deze push factoren zijn positief gerelateerd aan de HQ relocation

Wat verstaat Laamanen et al. (2010) onder Pull factoren (NEW LOCATION) en zijn deze positief gerelateerd aan de HQ Relocation?

  • Remotedness of the present HQ location
  • Proportion of Sales outside the home country

De Pull factoren mbt New Location zijn positief gerelateerd aan de HQ relocation.

Wat verstaat Laamanen et al. (2010) onder Pull factoren (Target Country) en zijn deze positief gerelateerd aan de HQ Relocation?

  • Existence of supporting industries
  • Existence of a support service infrastructure

De Pull factoren mbt Target Country hebben een positief effect op de verplaatsing van de HQ.

Wat mogen we concluderen obv de cross-border relocations of HQ in Europe (Laamanen, 2010)?

Pushfactoren: Hoge belastingen en hoge werknemers rate zorgen voor verkassing

Pullfactoren: Centrale locatie en lage belastingen die voor de aantrekkelijkheid zorgen van een herplaatsing van HQ.

Catalyzing factoren: Regionale HQ heeft een hogere waarschijnlijkheid om de HQ te verplaatsen.


UK verliest zijn positie; nu is Zwitserland aan de beurt door de aantrekkelijke belastingtarief en centrale ligging.

Wat zijn de kenmerken van een Centralized Exporter (Verbeke, 2009)?

  • Standaard producten
  • Gemaakt in het thuisland
  • CE is succesvol door exporteren
  • Begrensde waardecreatie mbt buitenlandse faciliteiten
  • FSAs ingelijfd in de producten.

Japanse MNEs in hun eerdere jaren?

Wat zijn de kenmerken van een International Projector (Verbeke, 2009)?

  • Buitenlandse subsidiaries zijn essentiële clones van Multinationals in het thuisland.
  • Knowledge- Based FSAs zijn getransferred naar het buitenland
  • Internationale expansie door het projecteren van recepten in het buitenland.

American MNE's? --> Denk aan McDonalds?

Wat zijn de kenmerken van een International Coordinator (Verbeke, 2009)?

  • De traditie van het managen van internationale operaties.
  • Upstream & downstream
  • Subsidiaries specialiseren zich in specifieke waarde toevoegende activiteiten
  • Subsidiaries vormen verticale value chains over grenzen heen.
  • MNE FSAs zijn efficient gelinkte geografische verspreidende operaties doch naadloze logistiek. 

Large Natural Resources MNEs?

Wat zijn de kenmerken van een Multi-centered MNE (Verbeke, 2009)?

  • Een set van ondernemende subsidiaries zijn de sleutel tot kennis gebaseerde FSA ontwikkeling.
  • National Responsiveness is de sleutel tot strategie.
  • Minimale NLB FSAs houden het bedrijf bij elkaar.
  • Gezamelijke financiele governance (toezicht)
  • Identiteit en bedrijfsaandeel van de oprichters/eigenaren.
  • Portfolio van een groot onafhankelijk bedrijf.

Wat oudere EU MNEs?

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo