Algemeen - Hypertensie
5 belangrijke vragen over Algemeen - Hypertensie
Wat zijn mogelijke gevolgen van hypertensie?
Versnelling mechanische schade van hart-vaatstelsel.
- ischemische hartziekte
- decompensatio cordis
- nefrosclerose met terminaal nierinsuff.
- cerebrovasculair accident
- aneurysma aortae
- perifeer arterieel vaatlijden; atherosclerose
- oogschade
Bij lang bestaande RR hoog;
1. mediahypertrofie van musculeuze arterien (= arbeidshypertrofie) en
2. arteriolosclerose (verdikking van wand door afzetting hyalien materiaal in intima)
Wat kan er voor aanvullend onderzoek gedaan worden bij hypertensie?
1. Routinematig laboratoriumonderzoek:
- urine: eiwit, glucose, sediment.
- bloed: natrium, kalium, creatinine, glucose, cholesterol.
2. Op indicatie (verdenking sec. hypertensie, jonge mensen):
- echografie.
- renale scintigrafie (indruk functie nieren).
- DSA (digitale substractie angiogarfie) (verdenking nierarteriestenose).
- bepaling renine- en aldosterongehalte (Conn: laag renine bij hoog aldosteron).
- bepaling metanefrinen in urine (metabolieten van catecholaminen bij verdenking feochromocytoom).
- bepaling catecholaminengehalte in bloed na toediening van clonidine (bij feochromocytoom geen daling
noradrenalinegehalte).
Wat is de medicamenteuze therapie van hypertensie?
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat is het effect van diuretica?
Diuretica -->vnl. thiazide-diuretica, aangezien lisdiuretica te abrupt diuretisch effect hebben (hinderlijk). Bij gestoorde nierfunctie eerder lisdiureticum. Kaliumsparende diuretica hebben minder effect op hoge bloeddruk en gebruik je vooral bij hoog aldosteron met hypokkaliemie.
Thiazidediuretica chloorthiazide, hydrochloorthiazide, indapamide.
Lisdiuretica furosemide, bumetanide.
Kaliumsparende amiloride, spironolacton, triamtereen.
Bijwerkingen thiazide diuretica:
- hypokaliëmie
- stijging urinezuurgehalte => jicht
- stijging lipidengehalte
- vermindering glucosetolerantie => diabetes mellitus
Wat zijn de anti-adrenerge middelen?
a. ß-blokkers:
Als monotherapie geschikt. Bij bronchospasme ß1-selectieve stof.
Niet-selectieve ß-blokkers: propranolol, sotalol, timolol, alprenolol.
Selectieve ß-blokkers: atenolol, metoprolol, acebutolol.
Bijwerkingen:
- bronchospasme
- decompensatio cordis (terwijl het ook een behandeling is bij DC)
- koude extremiteiten
- gastro-intestinale klachten
- hypoglycemieën i.c.m. insuline
b. α-blokkers:
Doxazosine, prazosine. Selectiviteit voor ï¡1-receptoren => daling vaatweerstand. Worden gewoonlijk gecombineerd met ß-blokkers i.v.m. bescheiden tensiedaling.
Bijwerkingen: orthostatische hypotensie.
c. Centraal werkende antihypertensiva:
Clonidine, ï¡-methyldopa. Verlagen zowel vaatweerstand als hartminuutvolume t.g.v. verminderde
sympathicusactiviteit.
Bijwerkingen: sedering, depressie, droge mond
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden