Samenvatting: It Ww Chris
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van It ww Chris
-
1 Regelmatige werkwoorden
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
1.1 Eindigend op -are
-
Wat zijn de standaard vervoegingen voor Italiaanse werkwoorden eindigend op -are in de tegenwoordige tijd (Presente)?
Voor werkwoorden op -are in de tegenwoordige tijd worden de volgende uitgangen gebruikt:
- Ik: -o
- Jij: -i
- Hij/Zij/Het: -a
- Wij: -iamo
- Jullie: -ate
- Zij: -ano -
Wat zijn de standaard vervoegingen voor Italiaanse werkwoorden eindigend op -are in de voltooide tijd (Passato prossimo)?
Voor werkwoorden op -are in de voltooide tijd worden de volgende uitgangen gebruikt:
- Ik heb/ ben...: -ato/a
- Jij hebt/ bent...: -ato/a
- Hij/Zij/Het heeft/ is...: -ato/a
- Wij hebben/ zijn...: -ati/e
- Jullie hebben/ zijn...: -ati/e
- Zij hebben/ zijn...: -ati/e -
Wat zijn de standaard vervoegingen voor Italiaanse werkwoorden eindigend op -are in de onvoltooide verleden tijd (Imperfetto)?
Voor werkwoorden op -are in de onvoltooide verleden tijd worden de volgende uitgangen gebruikt:
- Ik: -avo
- Jij: -avi
- Hij/Zij/Het: -ava
- Wij: -avamo
- Jullie: -avate
- Zij: -avano -
Wat zijn de standaard vervoegingen voor Italiaanse werkwoorden eindigend op -are in de eenvoudige toekomende tijd (Futuro semplice)?
Voor werkwoorden op -are in de eenvoudige toekomstige tijd worden de volgende uitgangen gebruikt:
- Ik: -erò
- Jij: -erai
- Hij/Zij/Het: -erà
- Wij: -eremo
- Jullie: -erete
- Zij: -eranno -
Wat zijn de standaard vervoegingen voor Italiaanse werkwoorden eindigend op -are in de voorwaardelijke wijs (Condizionale presente)?
Voor werkwoorden op -are in de voorwaardelijke wijs worden de volgende uitgangen gebruikt:
- Ik zou: -erei
- Jij zou: -eresti
- Hij/Zij/Het zou: -erebbe
- Wij zouden: -eremmo
- Jullie zouden: -ereste
- Zij zouden: -erebbero -
1.1.1 Parlare
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de vervoegingen van het Italiaanse werkwoord "parlare" (spreken) in het presente?
- Io parlo italiano molto bene. (Ik spreek Italiaans heel goed.)
- Tu parli con il tuo amico al telefono. (Jij spreekt met je vriend aan de telefoon.)
- Lui/lei parla sempre troppo. (Hij/Zij praat altijd te veel.)
- Noi parliamo di musica durante la pausa. (Wij praten over muziek tijdens de pauze.)
- Voi parlate spagnolo con facilità. (Jullie spreken Spaans gemakkelijk.)
- Loro parlano di viaggiare in tutto il mondo. (Zij praten over reizen over de hele wereld.) -
Wat zijn de vervoegingen van het Italiaanse werkwoord "parlare" in het passato prossimo?
- Io ho parlato con il mio insegnante ieri. (Ik heb gisteren met mijn leraar gesproken.)
- Tu hai parlato con tua madre al telefono. (Jij hebt met je moeder aan de telefoon gesproken.)
- Lui/lei ha parlato troppo veloce. (Hij/Zij heeft te snel gesproken.)
- Noi abbiamo parlato di film interessanti. (Wij hebben over interessante films gesproken.)
- Voi avete parlato di politica. (Jullie hebben over politiek gesproken.)
- Loro hanno parlato di cucina italiana. (Zij hebben over Italiaans eten gesproken.) -
Wat zijn de vervoegingen van het Italiaanse werkwoord "parlare" in het imperfetto?
- Io parlavo italiano quando ero giovane. (Ik sprak Italiaans toen ik jong was.)
- Tu parlavi di calcio tutto il tempo. (Jij sprak de hele tijd over voetbal.)
- Lui/lei parlava sempre troppo forte. (Hij/Zij praatte altijd te hard.)
- Noi parlavamo di libri interessanti. (Wij spraken over interessante boeken.)
- Voi parlavate spagnolo insieme. (Jullie spraken samen Spaans.)
- Loro parlavano di musica italiana. (Zij spraken over Italiaanse muziek.) -
Wat zijn de vervoegingen van het Italiaanse werkwoord "parlare" in het futuro semplice?
- Io parlerò italiano fluente un giorno. (Ik zal op een dag vloeiend Italiaans spreken.)
- Tu parlerai con il famoso scrittore. (Jij zult met de beroemde schrijver spreken.)
- Lui/lei parlerà al pubblico durante la conferenza. (Hij/Zij zal tot het publiek spreken tijdens de conferentie.)
- Noi parleremo di nuove idee. (Wij zullen over nieuwe ideeën spreken.)
- Voi parlerete spagnolo con gli amici. (Jullie zullen Spaans spreken met vrienden.)
- Loro parleranno di viaggiare in tutto il mondo. (Zij zullen spreken over reizen over de hele wereld.) -
1.1.2 Mangiare
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Vervoeg het werkwoord "mangiare" in de Presente tijd. Geef een voorbeeldzin en vertaal deze naar het Nederlands.
- Io mangio la pizza tutti i giorni. (Ik eet elke dag pizza.)
- Tu mangi la pasta con salsa di pomodoro. (Jij eet pasta met tomatensaus.)
- Lui/lei mangia una mela al mattino. (Hij/zij eet een appel in de ochtend.)
- Noi mangiamo insieme al ristorante. (Wij eten samen in het restaurant.)
- Voi mangiate tanto cibo italiano quando siete in Italia. (Jullie eten veel Italiaans eten als jullie in Italië zijn.)
- Loro mangiano il gelato ogni sera. (Zij eten ijs elke avond.)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden