Regelmatige werkwoorden - Eindigend op -are - Viagiare

5 belangrijke vragen over Regelmatige werkwoorden - Eindigend op -are - Viagiare

Vervoeg het werkwoord "viaggiare" in de presente tijd. (reizen)

- Io viaggio ogni anno in Italia. (Ik reis elk jaar naar Italië.)
- Tu viaggi sempre con il tuo amico. (Jij reist altijd met je vriend.)
- Lui/lei viaggia in treno per andare al lavoro. (Hij/zij reist met de trein naar het werk.)
- Noi viaggiamo in macchina durante le vacanze. (Wij reizen met de auto tijdens de vakantie.)
- Voi viaggiate spesso all'estero. (Jullie reizen vaak naar het buitenland.)
- Loro viaggiano per scoprire nuovi posti. (Zij reizen om nieuwe plaatsen te ontdekken.)

Vervoeg het werkwoord "viaggiare" in de passato prossimo tijd. (reizen)

- Io ho viaggiato in Giappone l'anno scorso. (Ik ben vorig jaar naar Japan gereisd.)
- Tu hai viaggiato molto durante le vacanze. (Jij hebt veel gereisd tijdens de vakantie.)
- Lui/lei ha viaggiato in aereo per andare in America. (Hij/zij is met het vliegtuig gereisd om naar Amerika te gaan.)
- Noi abbiamo viaggiato in treno per arrivare in città. (Wij zijn met de trein gereisd om in de stad te komen.)
- Voi avete viaggiato in gruppo. (Jullie hebben als groep gereisd.)
- Loro hanno viaggiato per tutto il mondo. (Zij hebben de hele wereld rondgereisd.)

Vervoeg het werkwoord "viaggiare" in de imperfetto tijd. (reizen)

- Io viaggiavo spesso da giovane. (Ik reisde vaak toen ik jong was.)
- Tu viaggiavi sempre con i tuoi genitori. (Jij reisde altijd met je ouders.)
- Lui/lei viaggiava in treno per andare all'università. (Hij/zij reisde met de trein om naar de universiteit te gaan.)
- Noi viaggiavamo in bici quando eravamo bambini. (Wij fietsten toen we kinderen waren.)
- Voi viaggiavate in macchina durante le vacanze estive. (Jullie reisden met de auto tijdens de zomervakantie.)
- Loro viaggiavano per scoprire nuove culture. (Zij reisden om nieuwe culturen te ontdekken.)
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Vervoeg het werkwoord "viaggiare" in de futuro semplice tijd. (reizen)

- Io viaggerò in Australia l'anno prossimo. (Ik zal volgend jaar naar Australië reizen.)
- Tu viaggerai con me durante le vacanze. (Jij zal met mij reizen tijdens de vakantie.)
- Lui/lei viaggerà in aereo per il suo compleanno. (Hij/zij zal met het vliegtuig reizen voor zijn/haar verjaardag.)
- Noi viaggeremo in treno per il matrimonio di nostro amico. (Wij zullen met de trein reizen voor de bruiloft van onze vriend.)
- Voi viaggerete in Europa quest'estate. (Jullie zullen deze zomer in Europa reizen.)
- Loro viaggeranno per trovare lavoro. (Zij zullen reizen om werk te vinden.)

Vervoeg het werkwoord "viaggiare" in de condizionale presente tijd. (reizen)

- Se potessi, viaggerei per il mondo intero. (Als ik zou kunnen, zou ik de hele wereld rondreizen.)
- Se tu potessi, viaggeresti con me. (Als jij zou kunnen, zou je met mij reizen.)
- Se lui/lei potesse, viaggerebbe in treno. (Als hij/zij zou kunnen, zou hij/zij met de trein reizen.)
- Se noi potessimo, viaggeremmo ogni weekend. (Als wij zouden kunnen, zouden we elk weekend reizen.)
- Se voi poteste, viaggereste in gruppo. (Als jullie zouden kunnen, zouden jullie als groep reizen.)
- Se loro potessero, viaggerebbero per sempre. (Als zij zouden kunnen, zouden zij voor altijd reizen.)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo