Heelkunde van het spijsverteringskanaal

21 belangrijke vragen over Heelkunde van het spijsverteringskanaal

Wanneer zijn bij darmfalen over het algemeen orale/enterale of parenterale dieetpreparaten en/of supplementen nodig. En in welke vorm is dat dan?

In het algemeen zijn orale/enterale of parenterale dieetpreparaten en/of supplementen in de vorm van vitamine-, mineralen- en spoorelementen noodzakelijk wanneer er minder dan 200 cm dunne darm resteert.
Als de darm korter is dan 200 cm kan de darm het niet meer zelf.
Darmfalen vanaf een dunnedarm korter dan 200 cm. Dan in vraag 2 de ernst bepalen.

Wanneer is er sprake van mild darmfalen?

Mild darmfalen indien orale aanvulling van energie, macro- en micronutriënten (met behulp van drinkvoeding) of supplementen in de vorm van vitamine-, mineralen en spoorelementen nodig is

Wat zijn de verschillende fases in het adaptieproces bij SBS?

1. Direct postperatief (postoperatieve hypersecretiefase)
2. Adaptiefase (darmen gaan aanpassen en functies aannemen, kan wel 2 jaar duren)
3. Stabilisatiefase
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat gebeurt er tijdens de fase 1. Direct postoperatief (postoperatieve hypersecretiefase)?

1) Direct postoperatief (postoperatieve hypersecretiefase): toedienen van parenterale voeding en intraveneus vocht.


Direct na een operatie die resulteert in een SBS dient gestart te worden met parenterale voeding en intraveneus vocht, ook al zal dit op lange termijn (zie tabel 8) vaak niet nodig zijn. Hiermee worden een goede postoperatieve voedingtoestand, vocht- en vitamine- en/of mineralenbalans gewaarborgd, zodat een goede wondgenezing wordt bevorderd. De parenterale voeding zal minimaal gedurende 7-10 dagen gegeven moeten worden. Naast de parenterale voeding kan voorzichtig worden gestart worden met orale of enterale voeding op geleide van tolerantie.

Wat gebeurt er tijdens de fase 2. Adaptatiefase (darmen gaan aanpassen en functies aannemen, kan wel 2 jaar duren)?

Adaptatiefase (darmen gaan aanpassen en functies aannemen, kan wel 2 jaar duren): parenterale voeding geleidelijk vervangen door continue toedienen van enterale voeding overgaande in orale voeding.


In de fase van adaptatie (tot twee jaar na operatie) kan de orale voeding worden uitgebreid afhankelijk van de tolerantie. Indien sondevoeding als aanvulling gegeven wordt, heeft continue toediening van de sondevoeding de voorkeur, omdat deze geleidelijk aangeboden wordt aan de darm. Zo mogelijk wordt de parenterale voeding afgebouwd (zie tabel 8 + 9).

Wat gebeurt er in de fase 3. Stabilisatiefase?

Stabilisatiefase: voorkomen van ondervoeding door aanvullen van tekorten aan macronutriënten, vitamines, mineralen- en spoorelementen veroorzaakt door malabsorptie en/of verminderde voedselinname.

Wat is de energiebehoefte van SBS patiënten? En waarom is dat zo?

Dit is dan na fase 3.
Er zijn geen veranderingen in het energiemetabolisme aangetoond, echter als gevolg van malabsorptie die gemiddeld 30% is en kan oplopen tot boven de 50%, is een verhoogde energie-inname noodzakelijk.

Wat wordt er aangeraden betreffende vet en kh bij een intact colon?

Vetbeperking (20-30%)
Koolhydraatverrijking (50-60%)

Welke type voedingsvezel heeft de voorkeur bij SBS?

Oplosbare voedingsvezels. Zijn visceus of gelvormend, en door bacteriën in het colon afbreekbaar tot korteketenvetzuren en waterstof. Ze verhogen de viscositeit van de ontlasting en vertragen de maagontlediging en de darmpassagetijd.


Pectine -> Appels, citrusvruchten
Gommen -> Bonen, peulen, haver, gerst
Slijmstoffen -> Psyllium, lijnzaad
Algal-polysacchariden -> Agar, zeewier, algen
Oligo-sacchariden -> Prei, ui, sojabonen
Onverteerbaar zetmeel -> Linzen, bonen, bananen, pasta, aardappelen, brood

Wat is de aanbeveling betreft oxaalzuur bij SBS?

Om calciumoxalaatnierstenen te voorkomen is een oxaalzuurbeperkt dieet geïndiceerd (40-50 mg/dag) bij een verhoogde uitscheiding van oxaalzuur in de 24 uurs-urine (> 0,6 mmol/dag).

Welke voeding (aanvullende parentale voeding, sonde- en/of drinkvoeding of mineralensuppletie) is bij  een jejunum van 0-50 cm bij een SBS-patiënt met een jejunum-colon nodig? En bij een SBS-patiënt met een jejunumstoma?

Jejunum-colon: TPV
Jejunostoma: TPV + NaCl

Wat is de gemiddelde benodigde periode van parenterale voeding als een SBS-patiënt een darmlengte van 50-70 cm over heeft en het colon nog aanwezig is?

1-6 maanden TPV

Wat zijn de gevolgen van een buismaagoperatie?

Dat er minder voeding kan worden opgeslagen. De inhoud is van een buismaag is 1/3 van de oude maag. Snel vol gevoel, geen hongergevoel.
250-300 ml voeding en/of drinken per keer geeft meestal geen problemen.
6-9 kleine maaltijden over de dag

Welke voedingsadviezen worden er gegeven bij een maagbuis?

Eettempo
Ruim gebruik van eiwitrijke producten
Voldoende energie inname

Welke klachten kunnen er bij dumping optreden bij een maagbuis?

• misselijkheid • buikpijn • darmkrampen • braken • diarree • hartkloppingen • zweten • neiging tot flauwvallen • beven / trillen • sterk hongergevoel
Om deze klachten tegen te gaan kan het prettig zijn even te gaan liggen.

Welke 2 soorten dumpingklachten kunnen er optreden?

  • Vroege dumpingklachten, dit zijn de klachten die vrij snel na de maaltijd optreden (na ongeveer een half uur).
  • Late dumpingklachten, deze ontstaan zo’n anderhalf tot twee uur na de maaltijd.

Wat is de oorzaak van vroege dumpingsklachten?

Deze klachten ontstaan doordat voedsel in te grote brokken in de dunne darm terechtkomt. Normaal gesproken wordt voedsel in de maag goed fijngemalen en gekneed.
Vervolgens wordt het in kleine porties tegelijk doorgegeven aan de dunne darm. Vroege dumpingklachten ontstaan dus als de maag het voedsel niet goed fijnmaalt. Ook een slecht werkende sluitspier, die te veel voedsel ineens doorlaat naar de dunne darm, kan de oorzaak zijn van deze klachten.

Wat is de oorzaak van late dumpingklachten?

Normaal gesproken blijft ons voedsel ongeveer twee tot drie uur in de maag waar het wordt fijngemalen en gekneed. Het wordt vervolgens in kleine porties afgegeven aan de dunne darm die op dat moment klaar is voor de voedselbrokken. Late dumpingklachten ontstaan omdat de dunne darm nog niet 'klaar' is voor deze voedselbrij. De voedselbrokken zijn te groot en komen veel sneller in de darm dan normaal. De benodigde spijsverteringssappen (galvloeistof en sappen van de alvleesklier) zijn dan nog niet voldoende in de dunne darm aangekomen.

Welke klachten en symptomen kunnen er optreden bij vroege dumpingklachten?

Klachten ontstaan half uur na de maaltijd.
Een vol gevoel
Buikpijn en darmkrampen
Diarree   

Daling bloeddruk doordat zoveel vocht onttrokken wordt aan de bloedvaten. Als gevolg van bloeddrukdaling:
Hartkloppingen
Duizeligheid
Zwaktegevoel    
Sufheid

Hoe is de behandeling van het dumpingsyndroom?

Met tips en adviezen kunnen de klachten verminderen.
Als dat geen effect heeft kan de arts Octreotide (Sandostatine) geven -> hormoon dat via injecties toegediend moet worden.

Welke tips en adviezen worden er gegeven bij het dumpingsyndroom?

  • Eet rustig en kauw goed.
  • Gebruik zes tot acht kleine maaltijden verdeeld over de dag. Zorg wel dat u voldoende eet om aan de benodigde hoeveelheid calorieën te komen.
  • Vocht verdelen per dag, drink weinig bij maaltijden
  • Vermijd snel opneembare suikers
  • Vers fruit niet in te grote hoeveelheden
  • 300-450 ml maximaal per dag aan zuivel.
  • Cake, ontbijtkoek, gebak, koekjes en zoet beleg vermijden
  • Bij ernstige klachten even liggen na de maaltijd
  • Op gewicht blijven

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo