Samenvatting: Jaar 5 Geneeskunde

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Jaar 5 Geneeskunde

  • 1 Week 1

  • 1.1 Algehele anesthesiologie, neuraxiale en regionale anesthesie

    Dit is een preview. Er zijn 40 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Anesthesie: patiënt in een staat brengen waarbij patiënt comfortabel een bepaald operatie kan ondergaan: Op welke manieren kan dit?

    - Algehele anesthesie
    - Spinale anesthesie
    - Epidurale analgie
    - Regionale anesthesie 
  • Wat zijn de gouden regels van anesthesie?

    - Zorg, voordat je een vorm van anesthesie gaat starten, dat alle veiligheidschecks doorlopen zijn en dat de noodmedicatie klaarligt.
    - Incidenten met medicatie komen zeer regelmatig voor: dubbelcheck medicatie bij bereiding en voor toediening!!
    - Zelf dingen controleren. Neem nooit zomaar aan dat dingen zo zijn, maar controleer het. 
  • Na inductie: controleren vitale functies:  Waar let je op?

    • - A: airway
      • o Tube beslaat?
      • o Capnogram?
      • o Bdz ademgeruis?à niet maar in één long
    • - B: breathing
      • o Wordt patiënt beademd?
      • o Juiste instellingen beadmeingsapparatuur?
    • - C: circulation
      • o Bloedruk en pols adequaat?
      • o Urineproductie?
      • o Vochtbalans
      • o Infuus controleren (en infuus snelheid!)
    • - D: (disability)kijken naar de patiënt:
      • o Lijkt patient comfortabel (polsfrequentie, bloeddruk, zweten, pupil grootte (bij anesthesie altijd kleine pupillen), bewegingen)?
    • - Exposure:
      • o Adequate temperatuur?
      • o Positioneren?
      • o Huidafwijkingen?

     
  • Waar zorgt een neuromusculaire blokkade voor?

    - Spierverslapping
    - Sinds 1942 als medicament bij anesthesie
    - Consequentie algehele anesthesie: noodzaak beademing
    • o Plaatsen endotracheale tube wordt vergemakkelijkt door neuromusculaire blokkade

    - Betere chirurgische condities
  • Hoe werkt spinaal anesthesie?

    • - Het verkrijgen van anesthesie dmv inbrengen lokaal anesthetica in de subarachnoidale ruimte in de rug.
    • - Door blokkade van Na+-kanalen van centraal zenuwweefsel volledige anesthesie vanaf niveau van de blokkade en alles caudaal ervan.
    • - Meestal eenmalige toediening (‘single shot’), maar continue toediening via spinale catheter ook mogelijker.

    Meestal eenmalige toediening. Kan ook spinale catheter, maar geeft vaak prikkeling dan. Doe je op niveau L3-L4. 
  • Wat voor naald gebruik je voor het zetten van een spinaal?

    Wordt een hele dunne naald gebruikt: 25-27 Gauge. Je moet een spreidende (niet snijdende naald) gebruiken. Dus geen quincke gebruiken!
    Whitacre of sprottle. 
  • Wat voor middelen kun je gebruiken voor een spinaal?

    Lokaal anesthetica: 2-4ml
    • - Lidocaine 20mg/ml (=2%), plain. Spinaal anesthesie tot +/- 1 uur.
    • - Prilocaine 20 mg/ml tot +/- 1.5 uur (plain en heavy)
    • - Bupivacaine 5mg/ml (=0,5%) tot 3 uur (plain en heavy)
      • o Plain: isobaar tov liquor
        • § Heupvervanging
      • o Heavy: hyperbaar tov liquor door toevoeging dextrose à middel zakt naar beneden.
        • § Zadelblok bij oa implantatie brachytherapie prostaat
    • - Opioid
  • Subtype van epiduraal; caudaal analgesie: 

    Caudaal analgesie: bij kinderen omdat het beter te voelen is en het verplaatst zich beter omdat ze kleiner zijn. soms bij appendectomie of liesbreuk. 
  • Middelen regionaal anesthesie?

    - Lokaal anesthetica: 15-30ml bij perifere zenuwblokkades:
    • o Lidocaine 2%
      • § Indien kortwerkend blok gewenst (enkele uren) à gebruik je dus echt alleen voor de ingreep.
    • o Bupivacaine 0,5%:
      • § Werkingsduur: variabel, 8-24 uur, afhankelijk van dosis
      • § (‘Plain’: hyperbare variant locoregionaal niet van meerwaarde)
    • o Ropivacaine 0,75%:
      • § Werkingsduur: variabel, tot 24 uur
  • 1.2.1 antimicrobiële therapie

    Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Redeneer altijd vanuit een werkdiagnose en bijbehorende verwekkers: Plek en meest voorkomende verwekkers noemen?

    - Luchtwegen: s. pneumoniae
    - Urinewegen: gram-negatieve staven
    - Huid: s. aureus en streptokokken
    - Abdominaal: gram-negatieve staven, streptokokken, anaeroben (is 99%, maar veroorzaken zelden infecties).
     

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart