De nieuwe sociale professional: kwalificaties en instrumenten

6 belangrijke vragen over De nieuwe sociale professional: kwalificaties en instrumenten

De nieuwe sociale professional moet systeemgericht (gezinsgericht) werken en als generalist optreden. Welke eigenschappen horen hierbij? 8x

Vragend, actief, bevlogen, autonoom, ondernemend, effectief,  reflecterend, informele netwerken betrekken/andere profs inzetten waar nodig.

Over welke competenties moet de sociale professional beschikken op het terrein van beleid en bestuur? 3x

  • Kunnen optreden als adviseur op zowel uitvoerings- als instellingsniveau. Kennis en ervaring opdoen is van belang;
  • Getraind zijn om meer invloed uit te oefenen op beleidsprocessen van zowel gemeente als eigen instelling. Diverse instrumenten en technieken zijn beschikbaar (zie mm), maar je moet wel weten welke, hoe en wanneer je deze toepast;
  • Beschikken over oplossingsgerichte competenties zoals: argumenteren, overtuigen, onderhandelen, lobbyen etc.


De professional vd toekomst zal continu worden geconfronteerd met nieuwe beleidsvragen, -opdrachten en verwachtingen.

O.b.v. de kennis over de structuur van de eigen organisatie kan er een situatie- en omgevingsanalyse worden gemaakt. Wat is het doel van deze 2 soorten analyses?
Welke vragen kun je jezelf stellen bij een situatieanalyse?
En waar gaat het bij een omgevingsanalyse om?

Doel:
Mbv de situatieanalyse worden strategische plannen geformuleerd.
Vragen:Welke diensten verlenen wij? Wie zijn onze klanten? Hoe zijn we georganiseerd voor die dienstverlening? Welke programma’s of methoden gebruiken we? Met wie werken we samen?
Vb; Kinderwerk.

Omgevingsanalyse:
Wat zijn de behoeften en vragen van de doelgroep?
Welke mogelijkheden kan de omgeving bieden (door externe kennis, producten of diensten die al aanwezig zijn)?

Vb: RaiseUp
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Bij een omgevingsanalyse moeten interne en externe actoren in kaart worden gebracht, om zo te kunnen bepalen wat voor invloed zij hebben. Benoem de groepen die bij interne en externe actoren horen.
Je kan deze actoren een getal van 0-10 geven. Wat geeft dit aan?

Interne actoren: Projectleiders, opdrachtgevers, managers, medewerkers;
Externe actoren: Belangengroepen, partners in andere organisaties, politici.

Actorenanalyse is bedoeld om zo de prioriteit te bepalen en een kaart van het krachtenveld te maken.
Het helpt je een goed beeld te krijgen van alle partijen die bij de uitwerking van de plannen moeten worden betrokken, Bijv. omdat zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de totstandkoming.

Welke drie zaken zijn te onderscheiden bij beleidsaspecten?

1. De moeilijkheidsgraad van het beleid -> de mate van deskundigheid en expertise die nodig zijn voor beleidsvoering
2.  De aard van de beleidsprestaties -> de manier waarop en door wie de regie gevoerd wordt, missie en visie
3. Innovaties en interventies -> sturing; samenhangend geheel van theoretische inzichten en praktijken

Welke sturings- en bekostigingsindicatoren zijn er nodig in de relatie tussen de gemeente en de uitvoerende zorg- en welzijnsorganisaties?

-Prestatieafspraken over effecten, resultaten en monitoring en verwachtingen over handelingsgedrag van professionals en leidinggevenden
-Beslisregels met voorwaarden over welke kosten er gemaakt mogen worden
-Financiëring: kosten personeel en materiaal en verhouding tussen uitvoerings- en overheadkosten
-Verantwoording met afspraken over planning, verslaglegging en risico- en kostenbeheersing

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo