Kantonnierszaken

De toplaag bestaan uit basalt, betonproducten (patenttegels) of andere steenachtige materialen.

Onder de zetsteenlaag is een filter voor het afvoeren van watermassa's noodzakelijk.

Dat onder de steenachtige laag grond wordt uitgespoeld. Dit kan holten (gewelven) tot gevolg hebben, die worden afgedekt door de elementen van de steenachtige laag die aan elkaar blijven hangen. Dit gewelf kan dan plotseling instorten.

De komsluis en de gladde sluis.

Door schuiven of door omloopriolen.

Het water komt op 1 plaats met geweld de sluis in, dat is hinderlijk voor voorin afgemeerde schepen.

Met lange omloopriolen, waarmee het water over de hele lengte van de kolk verdeeld kan worden ingelaten.

Dat kan worden gedaan door het aanbrengen van een bodemverdediging. Belangrijk daarbij is dat bij de scheiding van verschillende bodemsamenstelling een opsluiting wordt aangebracht, Dat kan met stalen damwandprofielen of met betonplanken.

Aan de bovenzijde: ontvangbed (daar 'ontvangt' de sluis water)

Aan de benedenzijde: stortebed (daar 'stort' de sluis water)

Door het aanbrengen van luchtkasten.

De slagdrempel.

Achterhar

Onderaan: een stalen schoen met een taatskom. De taats (bolvormig) is in de sluisvloer verankerd.

Bovenaan: Een stalen hals aan de deur, die draait in een aan het sluishoofd verankerde halsbeugel.

Doordat zich onderin vuil heeft verzameld. Dit kan mogelijk met een haak worden verwijderd, en anders moet er een duiker komen.

Aan het waterpeil in de drijfkasten. Als dit peil te hoog is wordt de deur te zwaar en de druk op de taats te groot.

Voordelen: Roldeuren zijn waterkerend naar beid zijden. Er is maar een kort sluishoofd benodigd. Door de breedte van een roldeur kan daarover een dek voor voetgangers, fietsers of zelfs auto's worden aangebracht.

Nadelen: Er is een diepe deurkas nodig voor de deur in geopende staat. Roldeuren lopen over een rails onder water. Bij verstoringen zal dan altijd een duiker nodig zijn.

Voordelen: geen draaipunt(en) of rolwagens onder water. Tweezijdig kerend. Verkeersdek mogelijk.

Nadelen: beperkte doorvaarthoogte, Nadruipen bij onderdoorvaart.

Het gebied dat bij gewoon hoogwater of bij gewone vloed wordt ingenomen

Het winterbed

zomerkade of zomerdijk

schaardijk

afvoer van water

De thermische verontreiniging neemt toe

Chemicalien worden minder verdund

Diepte van de rivier is minder: beperkingen voor de scheepvaart (aflaaddiepte, oplopen/passeren)

Drinkwatervoorziening

De uiterwaarden lopen onder

Verbindingswegen naar bewoners/gebruikers van buitendijks gebied komen onder water te staan

Stroomsnelheid neemt toe.

Kribbakens kunnen door het water worden meegevoerd: niet meer te zien waar zich kribben bevinden

Vorst. Er kunnen ijsdammen optreden.

Door de IJsberichtendienst wordt dagelijks informatie verstrekt.

Vaste materialen in de vorm van zand en grind

kanaliseren en normaliseren

het reguleren van een rivier, dus het brengen van het zomerbed op gelijke diepte (verwijderen van banken en aanzandingen)

Het vastleggen van het laagwaterbed d.m.v. kribben

Het aanleggen van strekdammen

Ja, het afsnijden van een of meer bochten.

Doordat de rivier korter en rechter wordt neemt de stroomsnelheid toe. Om dit probleem op te heffen kunnen weer kribben worden aangebracht.

Door stuwen aan te brengen, waarmee de rivier op een bepaald (minimum) waterstand wordt onderhouden.

Door sluizen die naast de stuw zijn aangebracht

waterstandsmetingen

dieptepeilingen

afvoermetingen

Als de waterstand bij Lobith NAP+14 meter is.

In het bovengedeelte van de rivieren om de 1 km en in het benedengedeelte om de 5km. Ze staan zowel zomerbed als langs het winterbed van Rijn en IJssel

Klassiek: met een peilstok. Wordt niet vaak meer toegepast

Modern: met echolood, singlebeam of multibeam

Tijdens het varen wordt een compleet profiel van de bodem verkregen.

Dwarspeilingen en lengtepeilingen.

Dwarspeilingen: om de 100 meter

Lengtepeilingen: op gezette punten uit de zomerkade.

Geconstateerde verondiepingen worden zo snel mogelijk bekend gemaakt aan de scheepvaart.

Met een Ott-molen. Deze wordt op verschillende dieptes en plaatsen in de rivier gehangen vanaf een peilvaartuig

De lijn waarop aan de oppervlakte de stroomsnelheid het hoogst is.

Op de Beneden-Rijn wordt bepaald in welke stand de vizierschuiven van de stuwen moeten worden gezet.

de hoogte en het beloop van de taluds

Uitgegaan wordt van de maatgevende hoogwaterstand. Daarbij wordt de waakhoogte opgeteld.

• golfoploop
• golfslag veroorzaakt door de scheepvaart
• waterstandsverhoging a.g.v. bui-oscillaties en bui-stoten
• rijzing van de zeespiegel
• daling van het land
• inklinking van het dijklichaam
• inklinking van de grond onder de dijk

tenminste 1:3

binnenbeloop (landzijde) en buitenbeloop (waterzijde)

Om mechanisch beheer (bv grasmaaien) mogelijk te maken

minimaal 3 meter, tbv toegankelijkheid voor vrachtwagens bij onderhoud aan de dijk.

Van klei. Dat was in de onmiddellijke nabijheid van de aan te leggen dijken te vinden.

De kern van de dijk wordt van zand gemaakt. Daarna wordt het buitenbeloop afgedekt met een kleilaag van minimaal 1 meter dik, en het binnenbeloop met een kleilaag van minimaal 0,60 meter dik.

Zie blz. 1.24