Samenvatting: Kennisbasis
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Kennisbasis
-
1 Taalbeschouwing
-
1.1.1.1 Taalbeschouwingsstrategieën
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke zes taalbeschouwingsstrategieen zijn er volgens Huizenga (2001)?
- analyseren (taal goed bekijken en onderzoeken --> hoopvol = hoop + vol --> vol van hoop)
- relateren (relaties tussen taal gebruiken, bv semantische relaties zoals oorzaak-gevolgrelatie. of relatie tussen woord en zin. maar kan bijvoorbeeld een tegenstelling aangeven)
- vergelijken (zoeken of ontdekken van iets gemeenschappelijks)
- classificeren (door te analyseren en vergelijken kan je talige kenmerken onderbrengen in categorieën)
- generaliseren (regen ontdekken of bedenken)
- herordenen (op een andere manier kijken naar taal(aspecten))
-
1.1.1.2 Zinsontleden
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Welke onderdelen van zinsontleden/redekundig ontleden worden aangeleerd op het basisonderwijs?
- onderwerp (wie-deel)
- persoonsvorm
- werkwoordelijk gezegde
- lijdend voorwerp
- meewerkend voorwerp
- (bijwoordelijke) bepaling
-
1.1.1.3 Woordbenoemen
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Welke onderdelen van woordbenoemen/taalkundig ontleden worden aangeleerd in het basisonderwijs?
- zelfstandig naamwoord
- werkwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- lidwoord
- bijwoord
- voegwoord
- voorzetsel
- persoonlijk, bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord
-
1.1.2.1 Taalgebruik
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.2.1
Laat hier meer flashcards zien -
In welke twee registers valt taalgebruik te onderscheiden?
- formeel
- informeel
-
1.1.2.2 Taalvariatie
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1.2.2
Laat hier meer flashcards zien -
Noem voorbeelden waartussen taal kan variëren.
- groepen mensen (jongeren, politici, yuppen)
- regio's (dialecten: streektalen)
-
1.2.1.2 Fonologie
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Welke vijf onderdelen horen in fonologie?
- toonhoogte
- accenten
- klemtonen
- fonemen
- zinsmelodie
-
Wat is het fonologische principe?
Het fonologische principe houdt in dat je schrijft wat je hoort. Er is spraken van een een-op-een relatie tussen de klank (foneem) en het teken (grafeem). -
1.2.1.3 Morfologie
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is het verschil tussen een gebonden en vrij morfeem?
Morfemen zijn de kleinste betekenishoudende eenheden. een vrij morfeem is bijvoorbeeld huis, dit kan niet in kleinere delen worden opgesplitst. een gebonden morfeem heeft geen betekenis op zichzelf, zoals ver in verhuis. -
Welke vier verschillende morfologische procedures zijn er?
- vorming van samenstellingen (samenstelling van twee bestaande woorden tot een nieuw woord waarbij de kern bij het tweede woord ligt, land + kaart)
- vorming van afleidingen (gebonden morfeem word toegevoegd aan een bestaand woord, land + ing. de woordsoort kan hierbij veranderen, ziel + ig, zelfstandig naamwoord naar bijvoeglijk naamwoord)
- verbuiging (gebonden morfeem word toegevoegd aan een bestaand woord, maar in tegenstelling tot een afleiding vormt het niet een nieuw woord, land + je. verbuigingen zijn ook verbuigings-e, de vergrotende en overtreffende trap bij bijvoeglijke naamwoorden en meervoudsvormen en verkleiningen van zelfstandig naamwoorden.
- vervoeging (lijkt op verbuiging, maar dan met werkwoorden, land + t.)
-
1.2.1.5 Semantiek
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2.1.5
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn de vier niveaus waarop je semantiek kan bestuderen?
- fonologisch niveau (waar de klemtoon op ligt kan de betekenis van de zin veranderen)
- morfologisch niveau (betekenis van combinaties en volgorden van morfemen. koekenpan is wat anders dan een pannenkoek)
- syntactisch niveau (woordvolgorde in de zin verandert de betekenis, marie slaat jan is niet hetzelfde als jan slaat marie.)
- semantisch niveau (veel betekenisrelaties zijn op woordniveau. bijvoorbeeld antoniemen (hoog-laag), hyponiem (dier-koe) en synoniem (fiets-rijwiel).
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Kennisbasis
-
Taalbeschouwing - Wat/waarom: fundament
-
Beginnende geletterdheid - Wat: leerinhoud - Leerling als taalgebruiker
-
Beginnende geletterdheid - Wat: leerinhoud - Taalkenmerken
-
Beginnende geletterdheid - Wat/waarom: fundament - Maatschappelijke achtergrond
-
Mondelinge taalvaardigheid - Wat/waarom: fundament - Wetenschappelijke achtergrond
-
Woordenschat - Wat: leerinhoud - Leerling als taalgebruiker
-
Woordenschat - Wat/waarom: fundament
-
Begrijpend lezen - Wat: leerinhoud - Leerling als taalgebruiker
-
Spelling - Wat: leerinhoud - Leerling als taalgebruiker
-
Voortgezet technisch lezen - Wat: leerinhoud
-
Stellen - Wat: leerinhoud - Leerling als taalgebruiker
-
Wat: leerinhoud - Taalkenmerken - Tekstsoorten
-
Wat: leerinhoud - Taalkenmerken - Tekstdoelen
-
Stellen - Wat/waarom: fundament - Wetenschappelijke achtergrond