De pijlers van het mededingingsrecht - kartelverbod: WVEU - het verbod van lid 1 WVEU

9 belangrijke vragen over De pijlers van het mededingingsrecht - kartelverbod: WVEU - het verbod van lid 1 WVEU

Wat verbiedt art. 101 lid 1 VWEU en wat zijn de drie voorwaarden ?

Het verbiedt ondernemingen om door middel van samenwerking de concurrentie op de interne markt te beperken, indien daardoor de handel tussen de lidstaten wordt beïnvloed.

Dit verbod is toepassing indien aan de volgende drie voorwaarden is voldaan.
1. Sprake van samenwerking tussen twee of meer zelfstandige ondernemingen (noem je ook wel afspraak)
2. Mededinging beperkt
3. Handel tussen de lidstaten wordt beïnvloed

Het causaal verband voor het bewijs leveren van onderling afgestemde feitelijke gedraging

Het Hof heeft het leveren van bewijs voor het voor het bestaan van een causaal verband vereenvoudigd. Indien ondernemingen hebben afgestemd en daarna actief blijven op de markt, wordt vermoed dat tussen de parallelle gedraging en het marktgedrag een causaal verband bestaat.

In hoeverre beperkt een afspraak de concurrentie?

Uit art. 101 lid 1 VWEU blijkt dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen:
-  afspraken die ertoe strekken de concurrentie te beperken (strekkingsbeding) (bij deze afspraak hebben de partijen beoogd de concurrentie aan banden te leggen)

-afspraken die een dergelijk gevolg kunnen hebben (gevolgbeding)
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Bij gevolgbeperkingen moet wel op de merkbaarheid worden ingegaan. In haar deminimis-mededeling heeft de Commissie aangegeven op welke wijze dit dient te worden. Wat is de onderscheid die is gemaakt?

Er is een onderscheid gemaakt tussen verticale en horizontale overeenkomsten.

verticale overeenkomsten: tussen twee partijen met niet dezelfde functie op de markt (bijv landbouwbedrijf en supermarkt)

horizontale overeenkomsten: tussen twee partijen met dezelfde functie op de markt (twee supermarkten)

Waarom wordt er veel minder snel uitgegaan van het merkbaar effect bij verticale overeenkomsten dan horizontale overeenkomsten?

Bij horizontale afspraken zijn de partijen in de regel juist wel elkaars concurrenten, omdat zij dezelfde dan wel vergelijkbare producten of diensten aanbieden.

Het wekt dan geen verbazing dat bij verticale overeenkomsten minder snel van een merkbaar effect wordt uitgegaan dan bij horizontale overeenkomsten. (volgens EC sowieso geen merkbaar effect bij verticale overeenkomst, als de beide partijen niet meer dan 15% van de relevante markt in handen heeft)

Wanneer is er geen sprake van een merkbaar effect bij horizontale overeenkomsten?

Bij horizontale overeenkomsten is er geen sprake van een merkbare beperking van de concurrentie, indien het percentage van het totale marktaandeel van alle partijen niet hoger is dan 10%.

Op welke drie manieren kunnen ondernemingen samenwerken om concurrentiebeperkende maatregelen te nemen.

- overeenkomst: hierbij is er sprake van een wilsovereenstemming tussen de betrokken ondernemingen, het was de bedoeling van de partijen om deze afspraken te maken
- onderlinge afgestemde feitelijke gedraging: de ondernemingen coördineren het marktgedrag om de risico's  van concurrentie tegen te gaan, er moet daarnaast een causaal verband bestaan tussen het parallelle gedrag en de coördinatie
- een besluit van een ondernemingsvereniging

Hoe kan de mededinging worden beperkt?

Door afspraken die ertoe strekken de concurrentie te beperken (strekkingsbeding) en afspraken die dergelijke gevolgen te weeg brengen (gevolgsbeding). Bij een strekkingsbeding was het het doel van de ondernemingen om de concurrentie aan banden te leggen.

Hoe moet worden bepaald of een gevolgbeperking merkbaar is?

Door naar de de-minimis-mededeling te kijken. Er wordt hier door de Commissie een onderscheid gemaakt tussen verticale en horizontale overeenkomsten:
- verticale overeenkomst: tussen ondernemingen die niet dezelfde functie op de markt hebben
- horizontale overeenkomst: tussen ondernemingen op dezelfde markt, zijn elkaars concurrenten

Bij verticale overeenkomsten is volgens de de-minimis-mededeling geen sprake van een merkbaar effect als geen van de deelnemers meer dan 15 % van de markt in handen heeft.
Bij horizontale overeenkomst is volgens de de-minimis-mededeling geen sprake van een merkbaar effect als beide partijen samen geen marktaandeel hebben van meer dan 10%.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo