Cardio - hematologische aandoeningen

60 belangrijke vragen over Cardio - hematologische aandoeningen

12. Net als bij de atrioventriculaire kleppen zorgen peeskoortjes ervoor dat de aortaklep en pulmonalisklep tijdig openen

fout : Deze kleppen hebben geen peeskoortjes cfr het zijn uitstroomkleppen: halvemaanvormige zakjes die vol bloed lopen en dan tegen mekaar aandrukken zodat er geen peeskoortjes nodig zijn

13. De kransslagaders danken hun naam aan de manier waarop zij het hart voorzien van bloed: er zijn heel veel vertakkingen aanwezig, die stuk voor stuk volledig rondom het hart gedraaid verlopen

Fout: naam komt van sulcus coronarius = diepe greppel of groeven tussen atrium en ventrikel

14. De coronaire arteriën zijn rechtstreeks aftakkingen van de aorta descendens

Fout: aortaboog = direct na ontstaan
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

15. De LAD of laterale arteria  distalis bevloeit de meest distale achterkant van het hart

Fout: left anterior descennding : ontstaat na ( vroegtijdige)splitsing van de linker coronair in 2 takken, loopt op de voorvlakte van het hart naar de hartpunt toe en voorziet bij iedereen vrijwel de volledige voorwand en laterale hartwand = meer dan 50% van het myocard

16.De LAD heeft bij vrijwel iedereen een vergelijkbaar verloop

Juist : vrijwel geen interindividuele verschillen

17. Men spreekt van drietakslijden wanneer de 3 coronaire hoofdstammen aangetast zijn door arteriosclerose: de rechter kranslagader, de ramus circumflexus en de LAD.

Juist

18. Al het veneuze bloed van het hart komt in de venae cordis of hartvenen en nadien in de sinus coronarium terecht om uit te monden in het linker atrium.

Fout : rechter atrium

19 .Afferente autonome zenuwbaan zijn verantwoordelijk voor de typische cardiale pijnuitstraling.

Juist

21. Alleen doorheen de porien van de capillairen gebeuren uitwisselingen. Alle andere bloedvaten fungeren als transportmedium.

Juist

22. De onderdruk in het mediastinum is er mee verantwoordelijk voor dat de bloedflow in de grote aders van het hart weg verloopt.

Fout : naar het hart toe

23. Het slagvolume neemt toe bij inspanningen en kan maximaal een factor 5 toenemen

Juist

24. De twee harthelften hebben eenzelfde debiet

Juist

25. Bij jonge mensen doet het atrium 20% van het pompwerk: dit cijfer kan oplopen tot 40% op oudere leeftijd

Juist

26. De pompfunctie van het hart is afhankelijk van 4  factoren : hartfrequentie , contractiliteit , voorbelasting (preload) en nabelasting (afterload). Er volgt hartfalen wanneer minstens een van die factoren uit evenwicht geraakt.

Juist

27. Het  begrip preload heeft met drukken te maken , het begrip afterload met volumes

Fout: het is omgekeerd  preload heeft met volume te maken en  afterload met drukken

28. Het Frank Starling- mechanisme betekent in essentie dat er steeds evenveel bloed door het hart moet gepompt worden als er toegekomen was.

Juist

29. In verhouding tot hun gewicht krijgen de nieren veruit het meeste bloed: onze nieren wegen samen 300gram en krijgen in rust zo'n 20% van het bloed dat door het hart uitgepompt wordt.

Juist

30. De meeste organen hebben een stabiele functie en dus ook een vrij een vrij constante bloedflow. Een uitzondering hierop in het zenuwstelsel, dat dag en nacht actief is.

Fout: 2 uitzonderingen = skeletspieren en gastro -intestinaal stelsel

31. In de beide atria heersen lage drukken, wat , wat mogelijk maakt dat het veneus bloed naar atria toe stroomt

Juist

32. De arteriolen houden de arteriële bloeddruk hoog en creëren zo een drukverval van arterieel naar het veneus systeem toe.

Juist

33. De laagste drukwaarde of diastolische druk is aanwezig wanneer twee hartslagen mekaar te kort opvolgen

Fout: aan einde van hartpauze of vullingsfase, wanneer het bloed uit grote vaten naar de capillairen stroomt

34.Het arterieel systeem is een drukreservoir: de druk is afkomstig van het volume bloed dat hier aanwezig is aangezien zo'n 70% van het bloed zich in arteriën bevindt.

Fout: 10% in de arteriën  70% zit in de
venen= volumereservoir

35. Het prikkelgeleidingssysteem verzorgt de coördinatie van de hartactie zodat beide harthelften simultaan en de atria telkens voor de ventrikels contraheren.

Juist

36. De sinusknoop kan door het parasympatisch zenuwstelsel geactiveerd en door het orthosympatisch zenuwstelsel afgeremd worden.

Fout : het is omgekeerd

37. De atrioventriculaire knoop bevindt zich onderin de linker voorkamer.

Fout: bodem van rechter atrium

38. De sinusknoop heeft een latentietijd:  deze refractaire periode zorgt er voor dat de ventrikels de tijd krijgen om zich te vullen .

Fout : AV knoop

39. De bundel van His is gelegen tussen AV knoop en de ventrikelcellen.

Fout :tussen AV knoop en de bundeltakken

41. De prikkelgeleiding verloopt trager in de bundeltakken en dan in de bundel van His

Juist

42. De purkinjevezels in de atria zorgen er voor dat de elektrische impuls zich mooi gelijkmatig over twee atria verspreidt

Fout: is in de ventrikels

43. De doorgang van elektrische Impulse vanuit de atria naar de ventrikels  gebeurt via de annuli fibrosi

Fout : deze verhinderd juist de vrije doorgang + enkel doorgang via AV knoop

44. De Av knoop is net als de sinusknoop een spontane pacemaker

Juist: AV knoop heeft wel een lagere ontladingsfrequentie : 40 per/min  in de sinusknoop 80 a 100 per/min

45. De bloedvatwanden van de bloedvaten zijn in wezen het zelfde opgebouwd als  de hartwand : een  endotheel als binnenlaag en een bindweefsellaag als buitenlaag met er tussenin een spierlaag.

Juist

46. De musculeuze arteriën  bevatten veel spierweefsel zodat het bloed efficiënte en snel  van het hart naar organen gevoerd wordt

Fout: musculeuze = distributie - arteriën,  die in het bloed in de organen zelf verdelen in tussen tijd de elastische arteriën zijn transport arteriën

47 Dichter bij het hart zit er procentueel meer elastine in de slagaderwand

Juist

48. De  elastische membraam in de arteriële wand houden deze slagader soepel en geven een versnelling aan de bloedstroom

Juist

50. De  circulus van Willis resulteerd in 6 grote arteriële eindbloedvaten voor de hersenen, waarvan de A cerebri media  beiderzijds de belangrijkste is.

Juist

52.De 2 hoofdtoevoervaten voor de grote hersenen zijn de inwendige halsslagader of  A carotis interna en de wervelarterie of de A vertebralis

Juist

56. Op de hoogte van de 4e ledenwervel splitst de aorta descendens in beide Aa iliaca communes: men noemt dit  de aorta- bifurcatie.

Juist

57.De A poplitea voel je heel goed pulseren in de knie holte

Fout:

58.De arteriele pulsaties in de voet kan je na gaan door de  A dorsalis pedis op de voetrug en de a tibialis posterior aan de buitenenkel te palperen

Fout  binnen enkel

59.Een capillair heeft een éénlagige wand en een doormeter van ongeveer 7 mm

Fout : micrometer

60.In ons lichaam gebeurt het vaak dat alle capillairen tegelijk doorbloed zijn

Nooit ten zei in shock

61. Ons   bloed stroomt minstens 100maal trager door onze capillairen dan door de aorta.

Juist. In de capilaire 0.5 cm/sec en in de aorta 50cm/sec= factor 100 tot zelfs 100 cm/sec = factor 200

62.Bij weefselschade volgt nieuwvorming van capillairen vanuit reeds bestaande haarvaten

Juist

63 Voorbeelden  van weefsel met een hoog metabolisme dus een dens haarvatennetwerk zijn  de lever , de nieren en alle spierweefsel ( skeletspierweefsel, glad spierweefsel, hartspierweefsel).

Fout: glad spierweefsel niet

64. De haarvaten van de hersenen hebben heel veel porien, want de hersenen zijn een weefsel met een zeer hoog metabolisme

Fout : geen poriën  bloedhersenbarrieren

65. In de lever zijn geen capillairen maar leversinussen aanwezig

Juist: bloedplasma

66.Er is maar een klein hoeveelheid totaal bloedvolume aanwezig in onze capillairen: slechts 1 van de 5 liter

Fout: 0.3 liter

67. Arterioveneuze anastomose regelen de bloedtoevoer naar de diverse organen en zijn dus onmisbaar voor het in stand houden van de doorbloeding van vitale organen.

Juist

68. Bij de temperatuurregeling van het menselijk lichaam spelen de arterioveneuze anastomose een hoofdrol

Juist

69. Het grote verschil tussen aders en slagaders is dat venen een veel minder prominetine spierlaag hebben

Juist

70.Venen hebben een dunnere wand dan arteriën , maar voelen wel veel harder aan omdat ze in verhouding veel meer bindweefsel hebben

Fout:  zachter+ even veel bindweefsel

71 Alle aders verlopen nagenoeg  parallel aan een slagader.

Niet de V. Portae  V. Azygos

72 . In de aders van de ledematen bevinden zich een een soort terugslagkleppen: deze dragen ertoe bij dat het veneus bloed naar het hart toe stroomt

Juist

73. De V safena parva verloopt aan de binnenzijde van het onderbeen.

Fout :  buitenzijde = lateraal

74 De v safena magna eindigt in de voet

Juist

75 In de thorax zorgen de v azygos en de v hemiazygos voor het draineren van zuurstofarm bloed

Juist

77. In de bovenste en onderste ledematen zijn er oppervlakkige en diepe venen: dit zijn 2 volledige aparte netwerken.

Juist :  arm = vena basilica / cephalica
            benen=  vena safena magna /parva

82. De kleine lymfevaten of initiele lymfecapillairen sart en blind in de weefsels en liggen dus tussen de bloedcapillairen

Juist

84. Een belangrijk verschil tussen lyfecapillairen en  bloedcapillairen is de aanwezigheid van lymfeknopen

Juist

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo