Samenvatting: Klinische Lessen
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Klinische Lessen
-
1 Week 1
-
1.1 Hoorcollege 1: DSM
Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat houdt de DSM in (diagnostic statistical manual of mental disorders)? Wat is het doel? En op welke drie dingen is het gebaseerd?
-DSM in (diagnosticstatistical manual of mentaldisorders ) =classificatiesysteem voor psychiatrische stoornissen geschreven door APA
- Diagnostisch; doel: clinici helpen classificeren van psychische stoornissen. Het is beschrijvend, dus zegt niks over theorie of oorzaak.
- Statistical; gebaseerd op: praktijk gegevens, symptoom clusters en effectieve behandeling -
Een classificatiesysteem zoals de DSM heeft voor- en nadelen. Wat twee nadelen en voordelen?
Nadeel:
- Is een label wel goed en is iemand er mee geholpen?
- Classificatie betekent verlies van informatie en nuanceVoordeel:
- Het betekent ookstandaardisering: het verbetert debetrouwbaarheid envaliditeit .
- Het is één gezamenlijke taal: Iedereen heeft het dan over hetzelfde. Dat is ook goed met onderzoek doen. -
Er is veel kritiek op de DSM (statistical manual of mental disorders). Noem minimaal drie kritiekpunten, lees ze allemaal door
- Ongevraagd label
- De criteria van de DSM hebben weinig verband met de oorzaak of de prognose.
- Niet alle klachten zijn te vangen
- Zonder diagnose geen betaling vanuit de zorgverzekeraar: maar wat nou als iemand veel lijdensdruk heeft maar niet aan de eisen van de diagnose voldoet. Geef je dan toch een diagnose om te kunnen helpen?
- Meer diagnoses gesteld dan nodig
- Valse epidemieen door verandering van classificatie
- Er is moeite met classificatie bij laag begaafden (laag IQ).
- Onvoldoende ruimte voor cultuurverschillen. -
Wanneer spreek je van een stoornis volgens de DSM (x4).
Stoornis:
- Syndroom van klinisch significante symptomen op gebied vancognitie ,emotieregulatie of het gedrag.
- Uiting van eendysfunctie in een psychologisch, biologisch of ontwikkelingsproces.
- Significantelijdensdruk .
- Beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren. -
Wanneer spreek je NIET van een stoornis volgens de DSM (x2)?
Geen stoornis:
- Een (geaccepteerde ) reactie op eenveelvoorkomende stressor of verlies
- Sociaal afwijkend gedrag (politiek, religieus of seksueel). -
De classificatie in de DSM-V bevat drie elementen. Noem er drie
1. Klinische syndromen,persoonlijkheidsproblematiek en medische aandoeningen.
2.Psychosociale stressoren – andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn.
3. Niveau van functioneren. -
Wat is het verschil tussen de nieuwste DSM-V en de voorgaande edities? Noem er twee
- Er zijn nu ‘dimensies’ in plaats van ‘subtypes ’. De grenzen vancategoriee ̈n enstoornissen zijn nu minder strikt dan eerder.
- Er is meer ruimte voorspecificatie : op ernst, aard en beloop. -
Het diagnostisch proces gaat als volgt: 1. De aanvraag. 2. De intake met de cliënt. 3. Het psychodiagnostisch onderzoek. 4. De structuurdiagnose en de classificatie volgens de DSM. 5. De indicatiestelling. Wat houdt eigenlijk een structuurdiagnose in? En naar welke vier dingen wordt gekeken?
Destructuurdiagnose : Leidt tot de indicatie en het behandelplan en omvat beschrijvende en verklarende diagnostiek.
- Nauwkeurige voorgeschiedenis.
- Hypothese overontstaansvoorwaarde en ontstaanswijze.
- Samenvatting van depredisponerende (factoren die iemand kwetsbaar hebben gemaakt), luxerende (triggerende), beschermende eninstandhoudende factoren.
-Persoonlijkheidsontwikkeling . -
Het diagnostisch proces gaat als volgt: 1. De aanvraag. 2. De intake met de cliënt. 3. Het psychodiagnostisch onderzoek. 4. De structuurdiagnose en de classificatie volgens de DSM. 5. De indicatiestelling. Classificeren kan op meerdere manieren, noem er 2
- Anamnese (dat is het gesprek) en de bijbehorende observatie (dus wat je ziet in het gesprek).
- Gestructureerd interview, door middel
van testmateriaal (MINI,SCID I enSCID II,NPO /IQ-test , symptoomlijsten, persoonlijkheidslijsten). -
Bij de amamnese ga je in gesprek met de client. Je kijkt naar de reden van aanmelding, de context etc. Naar welke dingen onderzoek je bij de reden van aanmelding (minimaal 3, max 8).
- Huidige klachten.
- Symptomen: aard, ernst, begin, duur,beloop .
- Geschiedenis van de psychische problemen.
- Huidige situatie, recentelevensgebeurtenissen .
- Eigen begrip van de situatie: theorie over ontstaan klachten.
- Wat al geprobeerd?
-Overige symptomen
-Hulpvraag
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden