Stemmingsstoornissen/depressie

18 belangrijke vragen over Stemmingsstoornissen/depressie

Wanneer wordt er gesproken van een pathologisch gestoorde stemming? Licht toe aan de hand van drie punten

Er wordt gesproken van een pathologisch gestoorde stemming:
- De intensiteit, duur en frequentie van de verschijnselen zijn afwijkend van de ‘normale’ stemming in de populatie.
- Het moet fysiek, in gedrag, gedachten en gevoel merkbaar zijn
- De aantasting van de kwaliteit van leven moet merkbaar zijn

Er zijn meerdere belangrijke stemmingsstoornissen, zoals een ernstige depressieve stoornis (major depressive disorder), aanhoudende depressieve stoornis (dysthemie), lichte depressie (minor depression) en bipolaire stoornis (bipolar disorder). Wat zijn de kenmerken daarvan?

- Ernstige depressieve stoornis (major depressive disorder): minimaal 2 weken, minimaal 5 symptomen
- Aanhoudende depressieve stoornis (dysthymie): minstens 2 jaar, 2-4 symptomen
- Lichte depressie (minor depression): minimaal 2 weken, 2-4 symptomen
- Bipolaire stoornis (bipolar disorder): extra manische episoden

In de DSM-5 wordt binnen stemmingsstoornissen een onderscheid gemaakt tussen unipolaire stoornissen (stemmingsstoornissen) en bipolaire stoornissen (bipolaire stornissen). Unipolaire stoornissen zijn bijvoorbeeld depressieve stoornissen, disruptieve stemmingsstoornissen en persisterende depressieve stoornis. Wat houdt dit in?

- Depressieve stoornissen (eenmalig of recidiverend/terugkerend).
- Disruptieve stemmings disregulatiestoornis: wordt met name gediagnosticeerd bij kinderen en heeft te maken met woede-uitbarstingen en driftbuien.
- Persisterende depressieve stoornis (in de dsm-4 dysthymie en chronische depressie): dit is een milde depressie die lang aanhoudt.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

In de DSM-5 wordt binnen stemmingsstoornissen een onderscheid gemaakt tussen unipolaire stoornissen (stemmingsstoornissen) en bipolaire stoornissen (bipolaire stornissen). Unipolaire stoornissen zijn bijvoorbeeld premenstruele stoornissen, depressieve stoornis door medicatie/somatische aandoening, andere gespecificeerde depressieve stoornis en ongespecificeerde depressieve stoornis. Licht het verschil toe

- Premenstruele stoornis: ernstiger dan een normale schommeling in stemming rondom de menstruatie.
- Depressieve stoornis door een middel/medicatie.
- Depressieve stoornis door een somatische aandoening.
- Andere gespecificeerde depressieve stoornis: hierbij kan je denken aan seizoensgebonden depressie of postnatale depressie.
- Ongespecificeerde depressieve stoornis: sprake van een stemmingsstoornis, maar er is onvoldoende informatie om er een te specificeren.

In de DSM-5 wordt binnen stemmingsstoornissen een onderscheid gemaakt tussen unipolaire stoornissen (stemmingsstoornissen) en bipolaire stoornissen. Noem minimaal drie vormen van bipolaire stoornissen en beschrijf hierbij het verschil tussen bipolaire stoornis 1 + 2.

Bipolaire stoornissen zijn:
- Bipolaire stoornis I: minst één manie.

- Bipolaire stoornis II: hierbij is er sprake van hypomanie, dit iets minder heftig dan manie. Dit hindert dus minder het dagelijks leven en mensen gaan er ook niet van hallucineren. De symptomen moeten minimaal vier dagen achtereen aanhouden. Daarnaast moet je ook een depressieve stoornis hebben gehad.

- Cyclothyme stoornis: Als een persoon hypomanische periodes ervaart en depressieve symptomen die samen niet voldoen aan de eisen voor een major depressive episode.

- Bipolaire stoornis door een middel/medicatie
- Bipolaire stoornis door een somatische aandoening
- Andere gespecificeerde bipolaire stoornis
- Ongespecificeerde bipolaire stoornis

Hoeveel mensen lijden aan een depressieve stoornis in Nederland, wat is de life-time prevalentie in de US, in welke leeftijdscategorie is het het hoogs en wat is een ander kenmerkt?

- Jaarprevalentie:  Nederland:  5,8%: (NEMESIS). V.S. 10,3%  (NCS). Europa. 6,9% (DEPRES)
- Life-time prevalentie VS: 16 %
- Jaarprevalentie is het hoogst bij 18-tot 29-jarigen
- Vrouwen: 70% more likely (life-time)
- Most disabling disorder worldwide measured in years lived with disability.

Wat zijn de drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden bij een depressieve stoornis?

- Een periode van minstens twee weken (of meer) waarin vijf (of meer) symptomen aanwezig zijn.
- Minstens een van de symptomen is ofwel (1) een sombere stemming, ofwel (2) verlies van interesse of plezier.
- De symptomen wijken af van het eerdere functioneren.

Depressieve stoornissen bevatten ook subtypen. Wat houdt hierbij de anxious distress, mixed features en melancholic features variant in?

- Anxious distress: Deze mensen hebben angstsymptomen en ook last van een depressie.
- Mixed features: Deze mensen hebben een Major Depressive Disorder en hebben minimaal drie symptomen voor een mania.
- Met melancholic features: Hier heeft iemand vooral last van de fysiologische symptomen.

Depressieve stoornissen bevatten ook subtypen, wat houdt hierbij het type vitaal, psychotisch, katatonisch, atypisch, postpartum en seizoensgebonden in?

- Met vitale kenmerken: Geen plezier ervaren, andere kwaliteit depressie, erger in de ochtend, vroeg wakker worden, psychomotorische remming/agitatie, anorexia/gewichtsverlies, schuldgevoel
- Met psychotische kenmerken: Waanideeën of hallucinaties (schuld, ziekte, dood, verdiende straf, enz.)
- Met katatonische kenmerken: Motorische immobiliteit, hypermobiliteit, bizarre houdingen, weerstand tegen beweging
- Met atypische kenmerken: positieve stemming na gebeurtenis, grotere eetlust/gewichtstoename, te veel slaap, moe, gevoeligheid voor afwijzing
- Met postpartum begin: binnen 4 weken na de bevalling
- Met seizoenspatroon: terugkerende depressie gedurende 2 jaar in een bepaald seizoen (winterdepressie)

Wat kunnen we zeggen over depressie en de comorbiditeit ervan?

De comorbiditeit van een depressieve stoornis is heel hoog, namelijk 70%. Veelvoorkomende comorbide stoornissen zijn:
- Stoornissen in gebruik van een middel.
- Paniekstoornis.
- Obsessief-compulsieve stoornis.
- Anorexia nervosa.
- Boulimia nervosa.
- Borderline persoonlijkheidsstoornis.

Er zijn drie soorten psychologische benaderingen met betrekking tot depressieve stoornissen (leertheoretisch, cognitief en interpersoonlijk). Licht de verschillen toe

- Leertheoretische benadering (schematherapie): het uitgangspunt is hier dan iemand te weinig bekrachtigers heeft (zowel extern als intern) en te veel negatieve stimuli. Er is sprake van chronische stressoren, negatieve life events, oncontroleerbare gebeurtenissen (learned helpelessness).

- Cognitieve benadering (cognitieve gedragstherapie): gaat over depressogene schema’s en denkfouten. Hierbij is er sprake van de negatieve triade (zichzelf, de wereld en de toekomst). Die worden ook weer steeds bevestigd omdat iemand vast zit in een bepaald patroon.

- Interpersoonlijke benadering (interpersoonlijke psychotherapie): gaat over relaties, rolverandering, rouw, faseverandering. Stelt dat er interpersoonlijke dingen gebeuren waar iemand zich geen raad mee weet.

Bij depressieve komt een terugval vaak voor. Licht het percentage toe bij 1, 2 en 3 terugvallen.

Terugval bij depressie:
- Na 1 depressie: 50%.
-  Na 2 depressies: 70%.
-  Na 3 depressies: 90%.

Zelfmoordpogingen worden vaker gedaan door vrouwen, maar mannen plegen over het algemeen meer zelfmoord. Volgens Freud plegen mensen zelfmoord omdat ze opgekropte woede niet op een andere manier kunnen uiten en uiten het daarom op zichzelf. Volgens Emile zijn er verschillende soorten zelfmoord: egoistisch, anomisch en altruistische suicide.

- Egoïstische suïcide. Deze soort zelfmoord wordt gepleegd door mensen die zich buitengesloten voelen, lege sociale contacten hebben en zich alleen voelen in de wereld.
- Anomische suïcide. Deze soort zelfmoord wordt gepleegd door mensen die ernstige desoriëntatie ervaren door een grote verandering in hun relatie met de maatschappij.
- Altruïstische suïcide. Deze soort zelfmoord wordt gepleegd door mensen die geloven dat de wereld beter af is zonder hen.

De zeven R's helpen bij het lezen van literatuur over depressies. Wat zijn de 7 R's?

De zeven R’s zijn:
- Response (verbetering)
- Remissie (herstel; niet meer voldoen aan de criteria)
- Recovery (genezing)
- Relapse (terugval)
- Recurrence (recidief)
- Resistance (therapieresistentie waarbij wel therapie nog wordt geprobeerd)
- Refractoriness (zeer ernstige ttherapieresistentie +++)

Wat zijn verschillende behandelingen voor depressie? Welk percentage reageert niet op therapie? Wat kunnen we verder zeggen over de GGZ?

- Verschillende psychologische behandelingen bij depressie zijn CGT, IPT, CBASP, KPSP, clientcentered etc. Dit kan individueel of in een groep.
- Toch is er een groot deel dat niet reageert op therapie, namelijk 40%. Er wordt veel onderzoek gedaan en uiteindelijk blijken veel therapieën ‘even goed’ (dit heet dodo bird verdict).
- GGZ heeft een klein bereik: de wachtlijsten voor specialistische zorg zijn ontzettend lang

Wat zijn verschillende biologische behandelingen voor depressie, acute manie, acute bipolaire depressie en manie?

De biologische behandelingen zijn als volgt:
- Depressie: anti-depressiva, lithium, MAO-remmers, lichttherapie, ECT (deep brain stimulation & rTMS)
- Acute manie: stemmingsstabilisatoren, antipsychotica, benzo’s
- Acute bipolaire depressie: stemmingsstabilisatoren, antidepressiva, mao-remmers
- Manie: stemmingsstabilisatoren

Gedurende een studie kregen 67 mensen een behandeling met CBASP en 72 mensen kregen een reguliere behandeling over een periode van 52 weken met gemiddeld 23 sessies. Alle patiënten voldeden aan de DSM-IV criteria voor chronische depressieve stoornis. De Inventory for Depressive Symptomatology (IDS) Self-Report werd gebruikt om de uitkomst te meten. Deze werd voor behandeling en na 8, 16, 32 en 52 weken na het begin van de behandeling afgenomen. Wat kwam eruit? Noem aan de hand van drie punten

- In week 52 vertoonden de mensen in de CBASP-groep een grotere vermindering in depressieve symptomen vergeleken met de groep die reguliere behandeling kreeg.
- Na 8, 16 en 32 weken was dit verschil echter nog niet zichtbaar in de IDS-testresultaten.
- Dit onderzoek heeft dus aangetoond dat CBASP minimaal net zo effectief is als reguliere behandeling en op de lange termijn zelfs beter werkt.

Lemmers et al. Heeft onderzoek gedaan naar cognitieve therapie en interpersoonlijke therapie op de lange termijn. Gedurende de studie kregen 69 mensen cognitieve therapie en 65 mensen interpersoonlijke psychotherapie. De Beck Depression Inventory II (BDI-II) werd gebruikt om depressie te meten. Wat kwam eruit? Noem aan de hand van drie punten

- Gemiddeld bleef de symptoomvermindering die tijdens de behandeling van 7 maanden werd bereikt gedurende de follow-up periode (7-24 maanden) in stand.
- Twee derde (67%) van de mensen die een reactie op de behandeling ervaarde is gedurende deze periode niet teruggevallen.
- Er werd geen verschil tussen de twee groepen gevonden.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo