Intro ontwikkelingspsychopathologie

18 belangrijke vragen over Intro ontwikkelingspsychopathologie

Wat zijn de cognitieve kenmerken van een depressie? Noem er minimaal drie, maar lees ze allemaal door.

-  ‘’Alles of niets’’ denken.
-  Catastrofale gedachten.
- Geheugen en concentratieproblemen.
- Aandachtsproblemen.
- Negatief beeld van zichzelf, de
wereld en de toekomst (‘triad’).
-  Automatisch denken.
- Negatieve attributiestijl (‘’ik doe altijd alles fout’’).
- Gevoelens van hulpeloosheid/hopeloosheid.
- Lage zelfwaardering.
- Moeite om beslissingen te nemen.
- Gevoel controle te verliezen.
- Suïcidale gedachten.

Een stoornis in de kindertijd is bijvoorbeeld Oppositionele-Opstandige Gedragsstoornis (ODD). Wat zijn vier kenmerken?

- Peuters hebben behoefte aan zichzelf duidelijk neerzetten (‘self-assertion’).
- Problemen ontstaan wanneer confrontaties met de ouder uit de hand lopen en deze te strakke regels opstelt.
-  Patronen van negatief, opstandig, ongehoorzaam en vijandig gedrag tegen autoriteitsfiguren
- Voor meer dan >6 maanden; ook voor >18 jaar

Als we kijken naar de ethiologie van ODD dan zijn er individuele en gezinsfactoren. Licht de drie individuele factoren toe.

Individuele context:
- Onveilige gehechtheid.
- Moeilijk temperament.
- Moeite om informatie te verwerken.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Als we kijken naar de ethiologie van ODD dan zijn er individuele en gezinsfactoren. Licht de vier gezinsfactoren toe

Gezinsfactoren:
- Onaangepast ouderlijk gedrag (bijv alcoholisme).
- Instabiliteit gezinssituatie (bijv echtscheiding, armoede).
- Vage gedragsregels om gehoorzaamheid af te dwingen: ‘’Hou daar nu eens mee op’’ vs. ‘’ik vind het niet goed dat je je zusje slaat’’.
- Negatieve attributies van ouders over gedrag van het kind: als je denkt ‘’hij is onhandelbaar’’, dan ga je hem ook zo behandelen.

Er is onderzoek gedaan naar DMDD of het alleen voorkomt of altijd samen met andere stoornissen. Dat wil zeggen zonder comorbiditeit met internaliserende of externaliserende problemen. Wat kwam eruit?

Het komt wel degelijk alleen voor! Zie blauwe balk

Naast de DSM zijn er ook nog andere aanvullende classificatiesystemen. Wat zijn de twee (classificatie)systemen?

- Twee dimensies: internaliserend en externaliserend
- DC: 0-3R (zero to three)

Naast de DSM-5 zijn er twee dimensies: internaliserend en externaliserend. Wat houdt hierbij hoog/hoog en laag/laag in?

- Hoog (INT) + hoog (EXT) = ‘mixed problems’.
- Laag (INT) + laag (EXT) = ‘typically developing children’.

Als er sprake is van mixed problems (dus hoge internaliserende + hoge externaliserende problemen) dan zijn er 8 subcategorieen. Welke zijn dit?

- Terugtrekking.
- Somatische klachten.
- Sociale problemen.
- Denkproblemen.
- Agressief gedrag.
- Crimineel gedrag.
- Aandachtsproblemen.
- Angst/depressie.

In de vragenlijsten zoals de CBCL en YSR zijn deze dimensies verwerkt. Deze vragenlijsten meten gedragsproblemen bij kinderen ingevuld door de ouders of kind zelf. Je kunt vervolgens zien op welke dimensie de problematiek het heftigst is volgens de informant.

Als je kijkt naar jonge kinderen met problemen, hebben de problemen meestal te maken met emotieregulatie, aandacht, huilen, slapen, eten, agressiviteit. In DSM-5 beperkte aandacht voor ontwikkelingsverschillen, - verloop en ouder-baby relatie. In de DSM-5 zitten problemen met slapen en eten: licht toe welke twee.

In DSM-5 zitten problemen met slapen en eten:
- Insomnia.
- Avoidant/restrictive food intake disorder.

---> Maar als er sprake is van deze problemen, wie is dan de cliënt? Het kind of de relatie? De relatie. Als er in de interactie niet goed wordt gecommuniceerd voelt een kind zich niet gezien of begrepen. Je gaat een ouder leren kijken naar het kind en de signalen eruit te pikken waardoor de communicatie verbeterd kan worden. Problemen zoals prikkelbaarheid en bovenmatig huilen vragen om andere classificatiesystemen.

Wat houdt infant mental health (IMH) in?

Infant mental health: Samenwerking tussen meerdere disciplines, waaronder de verpleegkundige en sociaal werk.

Wat houdt classificatiesysteem zero-to-three in? Noem aan de hand van drie punten

Classificatiesysteem Zero-to-Three: is aanvullend op de DSM-5
- Nauwe band tussen somatische en psychologische gezondheid.
- Wisselwerking tussen gedrag van de opvoeder en de baby.
- Heeft vijf assen: Klinische stoornissen, relatieclassificatie, medische aandoeningen, psychosociale stressoren en emotioneel en sociaal functioneren.

Het zero to three classificatie systeem heeft vijf assen, welke zijn dit?

As I Klinische stoornissen
As II Relatieclassificatie (PIR-GAS en RPCL-checklist relatieproblemen)
As III Medische aandoeningen
As IV Psychosociale stressoren (checklist)
As V Emotioneel en sociaal functioneren (scorelijst)

Wat is de prevalentie van problemen op jonge leeftijd?

- 9 tot 14% in algemene bevolking, 24% bij een lage SES
- Vaak niet opgemerkt en onbehandeld
- DC: 0-3R: veelvoorkomende problemen zoals regulatie, affect, relatie.

Wat houdt de PIR-GAS (as ll van DC: 0-3R) in? Benoem de hoofdclassificaties

De PIR-GAS (as II van DC: 0-3R): is een schaal om de kwaliteit van de relatie tussen de ouder en kind te meten. Met een 1-100 schaal.

Deze heeft drie hoofdclassificaties:
- Aangepaste relatie (80-100).
- Verstoorde relatie (40-79; ‘disturbed’).
- Gestoorde relatie (0-39; ‘disordered’).

Psychometrisch onderzoek naar classificatiesysteem. Vergelijking van beoordeling van video versus clinici: >10 –minuten video door getrainde codeurs  (geanonimiseerd) en volledig casusmateriaal (full-information) door clinici. Wat kwam eruit (x3)?

- Video observatie wel betrouwbaar
- Bij intake hogere PIR-GAS voor video dan volledige casus --> lage validiteit
-  Beoordeling video en volledige casusmateriaal is echter niet inwisselbaar

Hoe komen we er achter wat er aan de hand is met een kind? Noem aan de hand van 4 punten

-  (Intake)gesprek met ouders, kind.
- Meetinstrumenten.
- Bespreking met collega’s.
- Ouders als co-therapeut.

Wat kunnen we aan kindproblemen doen in het algemeen? Noem een vorm van therapie, licht de drie doelen toe en beschrijf de gewenste uitkomst

Infant-parent psychotherapie (IPP)/ CPP.
- Doel: gezonde ontwikkeling bevorderen door 1) dyadisch spel, 2) reflectieve ondersteuning en 3) het koppelen van ervaringen van de eigen opvoedingsgeschiedenis van de ouder aan interacties met kind
- Uitkomst: positieve veranderingen in perceptie van ouders over behoeften van het kind, zelf perceptie en toegenomen sensitiviteit

Wat kunnen we aan kindproblemen doen met betrekking tot prikkelbaarheid en overmatig huilen? En wat voor slaapproblemen?

- Prikkelbaarheid en overmatig huilen: Psycho-educatie, hulp ouders, structureren dag en nachtritme, terugvalpreventie
- Slaapproblemen: cognitieve gedragstherapie of IPP

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo