Samenvatting: Klinische Neurofarmacologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Klinische Neurofarmacologie
-
hoorcollege 1
Dit is een preview. Er zijn 17 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 04/09/2015
Laat hier meer flashcards zien -
Wat is een drug (engels)
een farmacologisch actieve substancie -
Waarom is een classificatie op basis van chemische structuur niet werkbaar?
Stoffen die qua chemische structuur op elkaar lijken, kunnen een tegenovergestelde reactie teweegbrengen. -
Op welke manieren kunnen medicijnen genomen worden?
- oraal
- rectaal
- parenteraal: intravenous (in de ader), intramuscular, subcutaneous (onder de huid)
- inhalatie
- slijmvliezen van de mond
-
Welke twee halfwaarde tijden zijn er?
Distributie halfwaarde tijd en eliminatie halfwaarde tijd. -
Een drug wordt in het bloed gekoppeld aan een eiwit. Wat bepaald of de drug in de cel doordringt (intracellulair), of buiten de cel blijft (extracellulair)?
De vetoplosbaarheid -
Wat is pharmacodynamics/farmadynamica?
De studie van drug-receptor interacties. m.a.w. het effect van het middel op het lichaam en het gedrag. -
Hoe komt het snelle verval van het medicijn in het plasma?
Door verspreiding door het lichaamsweefsel; in cellen, vet en spieren -
Twee dubbele boeketcellen staan in verbinding met elkaar en met een piramide neuron, wat is de netto werking?
De eerste boeketcel remt de tweede boeketcel dus het remmende effect op de piramide cel valt weg. -
Op welke twee manieren kunnen eiwitten gemaakt worden?
- vrije polysomen in het neuron; 'zweven' door de cel
- door ruw endoplasmatisch reticulum
-
Op welke plaatsen in het brein kunnen nieuwe cellen gemaakt worden?
De hippocampus en de olfactory bulb (=reuk bulb)
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden