Depressie en bipolaire stoornissen - Emotionele taken en cognitieve biases - Stemmingscongruente cognitieve bias

9 belangrijke vragen over Depressie en bipolaire stoornissen - Emotionele taken en cognitieve biases - Stemmingscongruente cognitieve bias

Welke aandachtsbias wordt er gevonden bij depressie? Hoe wordt dit verklaard?

Bias: meer interferentie door negatieve stimuli
Verklaring: moeite met inhibitie (disengagement) 

Piekeren/rumineren past hier ook bij

Ook bij geheugenprocessen lijkt er een bias te bestaan voor de verwerking voor stemmingscongruente informatie.
Waaruit blijkt de bias bij geheugenprocessen van unipolaire patiënten?

Unipolaire depressieve patienten de neiging om negatieve stimuli langdurig te verwerken en te relateren aan andere informatie, waardoor het geheugen voor deze negatieve stimuli versterkt wordt.
Dit is aangetoond met expliciet-geheugentests.
Depressieve personen vinden het moeilijker om specifieke gebeurtenissen op te halen uit hun autobiografisch geheugen
Voor expliciet geheugen is dit beter aangetoond dan voor impliciet.

Wat is de relatie tussen aandachtsbias en depressie?

Er lijkt vooral sprake van een probleem met selectieve aandacht, waarbij het vermogen tot inhibitie van irrelevante informatie verminderd zou zijn. Dat uit zich in een beperkt vermogen om de aandacht los te maken van negatieve informatie. (Getest met de emotionele strooptaak.)
Bij bipolaire patiënten zou er tijdens de manie sprake kunnen zijn van een positieve equivalent van aandachtsbias bij depressie.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke geheugenbiases zijn er bij depressie in het expliciet en impliciet geheugen?

  • expliciet
    • Meer elaboratie bij negatieve informatie
    • Moeite om specifieke gebeurtenissen op te halen uit het autobiografisch geheugen
  • impliciet
    • perceptueel (bijv woordstam) -- geen bias
    • conceptueel (bijv categorieën) -- stemmingscongruente geheugenbias
    • groter primingeffect voor negatieve woorden dan voor positieve

Door wat kan een depressieve stemming ontstaan en versterkt worden?
Dit houdt verband met de differentiële-activatiehypothese. Wat houdt deze hypothese in?

  • Een depressieve stemming kan ontstaan en versterkt worden doordat er een bias bestaat voor het verwerken van stemmingscongruente negatieve informatie. Deze bias kan blijvend zijn, waardoor mensen die eerder depressief zijn geweest door een lichte stemmingsdaling al terecht kunnen komen in een sterk gewijzigd, negatief denkpatroon.

  • Differentiele-activatiehypothese:
         - Een sombere stemming leidt tot reactivatie van latente negatieve
            zelfschema's, omdat deze tijdens een eerdere depressieve episode aan de
            sombere stemming zijn gekoppeld.

Wat is een veelgebruikte taak om een stemmingscongruente aandachtsbias te meten?
Wat is de opdracht bij deze test?

  • De emotionele Stroop-test
  • De opdracht is om de kleuren te benoemen waarin de woorden staan afgedrukt en tegelijkertijd de betekenis van de woorden te negeren.

Welk onderscheid wordt gemaakt in de selectieve aandacht?

Onderscheid selectieve aandacht:
  • selectie en identificatie van relevante informatie (orienting)
  • inhibitie van irrelevante informative (disengagement)

Wanneer treedt een aandachstbias op bij depressie?
Waarvan is hierbij sprake?
Wat verklaart dit?

  • Een aandachstbias treedt bij een depressie pas op na langere stimuluspresentaties
  • Er is sprake van een verminderde inhibitie van irrelevante informatie, wat zich uit in een beperkt vermogen om de aandacht los te maken van negatieve informatie.
  • Dit verminderd vermogen tot inhibite van negatieve informatie zou een verklaring kunnen bieden voor het piekeren (rumineren) dat vaak gezien wordt bij depressie

Welk onderverdeling kan in impliciet-geheugentests gemaakt worden?
Wat zijn de resultaten van onderzoek naar depressieve patienten met deze tests?

Onderverderling impliciet-geheugentests:
  • perceptuele tests - gevoelig voor uiterlijke verschillen
  • conceptuele tests - gaat om verschillen in betekenis

Depressieve patienten vertonen een stemmingscongruente geheugenbias op conceptuele impliciete tests, maar niet op perceptuele geheugentaken


Bij patienten met depressie werd een groter priming effect gevonden voor negatieve woorden, terwijl bij controlepersonen dit effect juist groter was voor positieve woorden.
Stemmingscongruente processen bij depressie blijven beperkt tot conceptuele verwerking.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo