Persoonlijkheidsstoornissen - Schematherapie - De intakefase
12 belangrijke vragen over Persoonlijkheidsstoornissen - Schematherapie - De intakefase
Hoe vindt de intakefase bij persoonlijkheidsstoornissen plaats?
- Anamnese van de levensgeschiedenis met doel om de disfunctionele schema's te onderzoeken
- Gezamenlijk ontdekkingsproces
- Inzichten worden toegepast in schemamodel
Hoe ziet de intakefase eruit bij schematherapie?
- Eerst wordt een anamnese afgenomen
- Schema identificatie. (In samenwerking met de cliënt)
- Als de schema’s duidelijk zijn, wordt gekeken welke coping ze in stand houdt: vermijden (flight), overgeven eraan (freeze) en vechten (fight).
- Ook schemamodi woren onderzocht.
Welke stadia zijn er binnen de intakefase te onderscheiden?
- schema-identificatie
- schema-activatie
- casusconceptualisatie
- schema-educatie
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat gebeurt er in het stadium van de schema-identificatie?
De problemen worden vastgesteld waarbij de therapeut probeert de centrale assumpties, die verwijzen naar de onderliggende schema's, te identificeren.
Wat houdt de fase schema-identificatie in?
- Problemen worden vastgesteld, waarbij de therapeut probeert de centrale assumpties (die verwijzen naar de onderliggende schema's) te identificeren.
- Wanneer de schema's geïdentificeerd zijn exploreert de therapeut de copingstrategieën die de patiënt gebruikt om de schema's in stand te houden.
- Tot slot identificeert de therapeut de verschillende schemamodi.
Welke instrumenten kan de therapeut in het stadium van de schema-identificatie gebruiken?
- Schema Questionnaire
- Personality Disorder Belief Questionnaire
- Schema Mode Inventory
- downward-arrowtechniek: de therapeut vraagt door naar de implicaties van gebeurtenissen met als doel het onderliggende schema te ontdekken
Wat gebeurt er tijdens de intakefase bij schematherapie?
De therapeut neemt een zorgvuldige anamnese af van de levensgeschiedenis van de patient met als doel het ontstaan van disfunctionele schema's te onderzoeken. Dit dit een gezamenlijk proces te zijn waarbij de therapeut diens inzichten steeds aan de patient voorlegt.
Wat doet de therapeut wanneer de schema's geidentificeerd zijn?
Hij exploreert welke strategieen de patient gebruikt om de schema's in stand te houden (copingstrategieen).
Welke vier soorten schemamodi zijn er?
- kindmodi: heftige gevoelens en gedragingen die lijken op een kind
- oudermodi: vereenzelviging met de straffende, eisende of kritische ouder waarbij men zichzelf staft of bekritiseert
- overcompensatiemodi: proberen om de pijn van de geactiveerde schema's teniet te doen met het tegenovergestelde gedrag (je stoer gedragen terwijl je eigenlijk onzeker bent)
- vermijdende ofwel beschermende modi: proberen om de pijn te ontwijken door moeilijke situaties uit de weg te gaan
Wat gebeurt er in het stadium van casusconceptualisatie?
De therapeut stelt samen met de patient een model op, op basis van de gegevens uit het voorgaande stadium. Het model brengt de verschillende problemen van de patient met elkaar in verband. De onderlinge samenhang tussen de schema's, de belangrijkste actuele problemen en de ontwikkelingsgeschiedenis worden hierin schematisch weergegeven.
Wat gebeurt er in het stadium van schema-educatie?
De therapeut legt m.b.v. de casusconceptualisatie aan de patient uit hoe diens actuele problemen samenhangen met zijn schema's en copingstrategieen. De patient leert zo steeds beter herkennen en begrijpen waarom hij steeds tegen dezelfde soort problemen aanloopt. Tevens legt de therapeut de rationale uit (visie op het ontstaan en voortduren van de klachten en de manier waarop de therapie hierin verandering gaat brengen).
Wat houdt de fase casusconceptualisatie in?
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden