Samenvatting: Klinische Psychologie I
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Klinische Psychologie I
-
Hfd 12 Depressieve en bipolaire stemmingsstoornissen
Dit is een preview. Er zijn 49 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 04/10/2018
Laat hier meer flashcards zien -
Persisterende depressieve stoornis (PSD)
Kenmerk: minimaal twee jaar durende periode waarin de meeste dagen een depressieve stemming aanwezig is.- Chronische stoornis
- Kan al in de puberteit ontstaan, klachten lijken bij de persoon te horen waardoor er nog wel eens een persoonlijkheidsstoornis wordt vastgesteld.
Wanneer de symptomen zijn verdwenen, mag dit niet langer duren dan 2 maanden. -
Premenstruele stemmingsstoornis (PMDS)
Kenmerk: klachten in de week voor de menstruatie. Symptomen verdwijnen na begin van de menstruatie.
Hiervan wordt alleen gesproken wanneer de symptomen het afgelopen jaar aanwezig waren.
Minstens vijf symptomen van:
- affectieve labiliteit
- prikkelbaarheid of boosheid
- sombere stemming
- gevoelens van hopeloosheid
- angst
- spanning
- en/of het gevoel opgedraaid te zijn.
+ één of meer van de volgende symptomen
- minder interesse in de dagelijkse activiteiten
- moeite met concentreren
- lethargie, vermoeid of een gebrek aan energie
- minder of meer eetlust of overeten
- hypersomnia of insomnia
- overspoeld voelen door emoties of zichzelf niet in de hand hebben
- lichamelijke klachten -
Bipolaire stoornis type I
Manische episodes met mogelijk ook depressieve en/of hypomanen episoden.- Diagnose: een manische episode is voldoende om deze diagnose te stellen.
- Sommige patiënten kennen alleen manische episodes
- Lange perioden met depressieve symptomen, korte tijd manische episodes
- Symptomen zijn seizoensgebonden (depressie voornamelijk voor en najaar, manisch voornamelijk zomer)
- Bij manische episodes kan iemand uiterst prikkelbaar zijn
- Genetische factoren spelen sterke rol bij het ontstaan (ééneiige tweeling risico 40-79%
-
Cognitief operant model
Rehm, is uitbreiding op bekrachtigingstheorie.
Zelfcontrole model
Een depressieve stoornis kan pas tot ontaarding komen wanneer een persoon zichzelf niet voldoende bekrachtigd of zichzelf teveel straft.
3 stoornissen
- Selectieve observatie van eigen negatief gedrag (gedrag met negatieve uitkomst), gecombineerd met blinde vlek voor adequaat eigen gedrag.
- Bevooroordeelde evaluatie van eigen gedrag door het te meten aan te hoge normen, bijv. een onrealistisch hoog aspiratieniveau
- Zich te weinig expliciete beloning gunnen voor adequaat gedrag (en/of zichzelf te veel straf geven) en zichzelf ook niet belonen. Beloningen in de vorm van rust, jezelf plezier gunnen en jezelf complimenten vallen hieronder. -
Becks cognitieve theorie over depressie
Disfunctionele cognities
Cognitieve triade
Schemata
Diathese model (negatieve prikkel wekt negatieve historische emotie/schema op) -
Genetische factor depressie
2 tot 4 keer zo groot eerste lijn familie -
Hypothalamus - Hypofyse - bijnier - as
Verhoogde kwetsbaarheid bij ontregeling HHB as.
HHB as reguleert het hormoon cortisol
Traumatische gebeurtenissen uit het verleden (jeugd) leiden tot duurzame verandering in het functioneren van de HHB as. Lijken gepaard te gaan met een verhoogde kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een stemmingsstoornis -
Third wave therapie
ACT, acceptance and commitment therapie
MBCT, mindfulness based cognitieve therapie
CBASP, cognitive behavioral analysis system of psychotherapie.
Nadruk op de directe leefomgeving en de eigen beleving, de. herkenning en acceptatie van interne processen. -
Biologische interventies depressie
Voornamelijk bij depressie en niet zozeer bij bipolaire stoornis (hier kan de depressie namelijk omslaan naar manie.
- selectieve serotonineheroopnameremmers (SSRI's)
- serotonine noradrenalineheropnameremmers (SNRI's)
- tricyclische antidepressiva (TCA's)
- monoamineoxicaseremmers (MAO-remmers)
Voornamelijke verwachting is dat ze de overdracht in de hersencellen bevorderen, waardoor de prikkeloverdracht bevordert.
SSRI's tegenwoordig het meeste voorgeschreven.
Ernstige depressies voornamelijk de TCA en MAO effectief
Bipolaire stoornis, voornamelijk stemmingstabilisatoren Lithium, natriumvalproaat en lamotrigine. -
Hfd 13 Angststoornissen
Dit is een preview. Er zijn 39 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 07/10/2018
Laat hier meer flashcards zien -
Biologische theorie angststoornissen
Verschillende neurotransmitters een rol spelen bij het ontstaan van de angststoornis.
norepinefrine = een hormoon dat vrijkomt in stressvolle situaties (fight of flight reactie kan oproepen)
Serotonine = lage serotonine leidt tot ontregeling van andere neurotransmitterssystemen, zoals het noradrenerge systeem, dat leidt tot het optreden van angstreacties
GABA = heeft een inhalerende werking op activatie van zenuwcellen, wat een rustgevend of angstdempend effect kan hebben. Tekort aan GABA kan leiden tot overactivatie van hersengebieden welke betrokken zijn bij het ontstaan van angstreacties.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden