Cognitieve benaderingen van Psychopathologie - Noordhof I

11 belangrijke vragen over Cognitieve benaderingen van Psychopathologie - Noordhof I

Zoek de juiste ontdekkingen bij de juiste personen. (Ellis, Beck, Meichenbaum. Seligman)

Ellis en Beck stelden dat depressie en angststoornissen worden veroorzaakt door onlogische irrationele ideeën. Ellis legde er de nadruk op dat enkele universele irrationele opvattingen verantwoordelijk zijn voor alle soorten van neurotische psychopathologie en Beck dat specifieke cognitieve karakteristieken verschillende vormen van psychopathologie veronderstellen.

Meichenbaum benadrukte de rol van zelfspraak (een vorm van gecontroleerde seriële informatieverwerking bij het oplossen van problemen) en Seligman formuleerde een theorie over attributies (mensen geven oorzakelijke verklaringen voor belangrijke gebeurtenissen die hen overkomen) die een rol zouden spelen bij het ontstaan van depressie.

Rachel ziet plotseling een gemaskerde man met een geweer door haar straat lopen. Rachel maakt een inschatting of dit een grapje is of iemand die om zich heen wil gaan schieten.


Stelling:
Volgens de stresscopingtheorie is dit een voorbeeld van secondary appraisal.

Onjuist

Lazarus introduceerde de stresscopingtheorie. Volgens deze theorie maakt een persoon wanneer hij in aanraking komt met een stressfactor, eerst een inschatting van de mate van bedreiging (primary appraisal; in dit geval maakt Rachel een inschatting of het om een grap gaat of niet) en beoordeelt vervolgens welke mogelijkheden hem ter beschikking staan om deze bedreiging succesvol het hoofd te bieden (secondary appraisal). Wanneer Rachel nu nadacht of zij zich ging verstoppen, de politie ging bellen of de man ging aanvallen, hoort dit bij secondary appraisal. 

Het impliciete geheugen in de cognitieve psychologie is hetzelfde als het onbewuste in de psychoanalyse.

Onjuist

Het onderscheid tussen impliciete kennis en expliciete kennis doet denken aan het onderscheid tussen onbewust en bewust zoals de psychoanalyse dat maakt. De begrippenparen hebben echter niet betrekking op hetzelfde: in de psychoanalyse gaat het om onbewuste driften en emoties, in de cognitieve psychologie gaat het om kennis en wordt er geen motivationele reden verondersteld voor het impliciet zijn van kennis. 
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Onverwachte, onbekende input vraagt om gecontroleerde informatieverwerking en kent een sterke capaciteitsbeperking.
Van hoeveel bits kan iemand zich gemiddeld op één moment bewust zijn?


5 tot 7

Onverwachte, onbekende input vraagt om gecontroleerde informatieverwerking en kent een sterke capaciteitsbeperking. Wij kunnen ons op één moment bewust zijn van slechts 5 tot 7 bits. Bits zijn eenheden van informatie waarvan iemand zich bewust kan zijn. De verwerking heeft dan een serieel karakter: transformaties worden na elkaar uitgevoerd en niet tegelijkertijd.

Verschillende factoren lijken het verlaten van een oud schema te vergemakkelijken.

Stelling:
De beschikbaarheid van een ander schema (zelf gecreëerd of van buiten aangereikt) lijkt het verlaten van een oud schema te vergemakkelijken.

Juist

Verschillende factoren lijken het verlaten van een oud schema te vergemakkelijken. Ten eerste lijkt de beschikbaarheid van een ander schema (een dat al in de persoon zelf aanwezig is, zelf gecreëerd wordt of van buiten wordt aangereikt en dat zowel oude als nieuwe inzichten kan bevatten) het verlaten van een oud schema te vergemakkelijken. De tweede factor heeft te maken met kenmerken van disconfirmerende ervaringen: persoonlijke en emotionele ervaringen hebben in vergelijking met onpersoonlijke ervaringen een grotere invloed op het verlaten van een schema en op het ontstaan van een nieuw schema. 

Jan-Peter vindt dat vrouwen dom zijn en niet moeten werken maar voor de kinderen moeten zorgen. Hij is niet van dit idee af te brengen. Ook niet als hij op zijn werk Ilse ontmoet, die slim, effectief en ambitieus is. Volgens Jan-Peter is er altijd ergens een uitzondering te vinden maar zijn vrouwen gewoon dom en is het beter dat mannen hun vrouwen thuis laten om voor de kinderen te zorgen.

Juist

Als een bestaand schema (vrouwen zijn dom, zij moeten niet werken maar voor de kinderen zorgen) wordt geconfronteerd met informatie die niet overeenkomt met reeds aanwezige kennis binnen het schema, kan het schema worden gehandhaafd en bijgesteld. Piaget omschreef de begrippen assimilatie (nieuwe informatie wordt vervormd zodat deze nog in het schema past; Jan-Peter houdt vast aan zijn oorspronkelijke opvatting en maakt Ilse tot één uitzondering) en accommodatie (aanpassing van het schema zodat het strookt met de nieuwe informatie). 

Welke uitspraak over de aandachtsbias is onjuist?


Bij stemmingsstoornissen is sprake van selectieve aandacht voor dreigende stimuli.

Bij angststoornissen is sprake van selectieve aandacht voor dreigende stimuli, bij stemmingsstoornissen wordt een geheugenbias gevonden, geen aandachtsbias. Zo laten patiënten met een paniekstoornis een bias zien voor woorden met een bedreigende lichamelijke sensatie, zoals 'hartkloppingen' of 'duizelig'. Angstpatiënten vertonen aandachtsbias alleen bij woorden die specifiek zijn voor hun angststoornis. Het aandachtsbiaseffect wordt niet gevonden bij algemene negatief-emotionele stimuli (niet in relatie met de angststoornis

Depressiepatiënten blijken zich na een initiële aandachtsbias sneller los te maken van een bedreigende stimulus dan gezonde mensen.

Onjuist

Angstpatiënten blijken zich na een initiële aandachtsbias sneller los te maken van een bedreigende stimulus dan gezonde mensen, of lijken een secundaire vermijdingsreactie te vertonen. Sociaal angstige mensen merken bijvoorbeeld eerder iemand op die boos kijkt, maar hebben daarna direct de neiging dit te vermijden. Er is dus zowel sterke initiële aandacht voor bedreigende stimuli als sterke aandachtsvermijding. In tegenstelling tot angstpatiënten vertonen depressieve mensen geen aandachtsbias voor stimuli voor hun stoornis maar hebben zij meer moeite om zich los te maken van negatieve informatie als de aandacht hierop is gericht. 

Een patiënt met een sociale-angststoornis moet reageren op een aantal stellingen. Wanneer ervan wordt uitgegaan dat de patiënt redeneert met een interpretatiebias, wat zullen dan zijn reacties zijn op deze stelling?

'Je drukt op een knop en je nieuwe tv doet het plotseling niet meer.'

Ik heb garantie, het zal wel snel zijn opgelost.

Net als bij de aandachtsbias is de interpretatiebias inhoudsspecifiek. Patiënten met een sociale-angststoornis interpreteren niet-sociale ambigue situaties (zoals 'Je drukt op een knop en je nieuwe tv doet het niet meer') op een gelijke manier als gezonde mensen ('Ik heb garantie, het zal wel snel opgelost zijn, zoiets kan iedereen overkomen'). Alleen wanneer het een ambigue sociale situatie betreft (een kennis belt een afspraak af), interpreteren mensen met een sociale-angststoornis dit eerder negatief ('Hij mag mij niet' in plaats van 'Hij voelt zich niet lekker').

Net als bij aandachtsbias zijn er bij de interpretatiebias gecomputeriseerde trainingen ontwikkeld om deze af te leren.

Stelling:
De effecten zijn sterker voor aandachtsbiastrainingen dan voor interpretatiebiastrainingen.

Onjuist

Net als bij aandachtsbias zijn er bij de interpretatiebias gecomputeriseerde trainingen ontwikkeld om deze af te leren. De effecten van deze trainingen worden niet altijd bevestigd maar de effecten zijn sterker voor de interpretatiebiastrainingen dan voor de aandachtsbiastrainingen. 

Jesse is zwakbegaafd en heeft last van dwangmatig gedrag. Er is nog één plaats in een therapiegroep gedragstherapie en één plek in een groep cognitieve therapie.


Stelling:
De plek in de groep voor cognitieve therapie lijkt geschikter voor Jesse.

Onjuist

Waarschijnlijk zal voor mensen met een lager IQ of minder capaciteiten gedragstherapie in eerste instantie beter aanslaan dan voor mensen met een hoog IQ of die echt als denkers of piekeraars bekendstaan. Dit komt omdat er bij gedragstherapie eerst een beroep wordt gedaan op het ervaren van nieuw gedrag en dan op het kiezen of begrijpen om dit nieuwe gedrag toe te passen. Cognitieve therapie daarentegen doet meer een beroep op reflectievermogen, abstraheren, inbeeldingsvermogen en verbaliseren (de therapeut stelt vragen en de cliënt antwoordt). 

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo