Farmacotherapie en andere niet-psychotherapeutische behandelvormen - Soorten psychofarmaca - Antipsychotica

20 belangrijke vragen over Farmacotherapie en andere niet-psychotherapeutische behandelvormen - Soorten psychofarmaca - Antipsychotica

Wat hebben de atypische antipsychotica gemeen ten opzichte van de klassieke (typische) antipsychotica?

Het bijwerkingsprofiel, door beïnvloeding van andere neurotransmitters (dopaminerge) is er minder sprake van bewegingsstoornissen.

Antipsychotica of verouderde term neuroleptica zijn synoniemen. Wat zijn neuroleptica?

Kalmerende en onverschilligmakende (neuroleptiserende) werking.

Het normaliseert: onrustige/angstige mensen worden gesedeerd (gekalmeerd), geremde mensen actiever.

Welke 2 soorten antipsychotica zijn er te onderscheiden en waar zit het verschil in?

Het verschil zit vooral in de chemische structuur en het bijwerkingsprofiel.

- klassieke typische antipsychotica  
- modernere atypische antipsychotica; selectievere beinvloeding van het dopaminerge receptorsysteem en mindere beinvloeding van andere receptorsystemen waardoor er minder sprake is van bewegingsstoornissen
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het verschil tussen de moderne atypische antipsychotica en de klassieke typische antipsychotica?

De atypische antipsychotica hebben een ander bijwerkingsprofiel. Deze hebben een selectievere beïnvloeding van andere neurotransmittersystemen zoals cholinerge en histaminerge receptorsystemen waardoor extrapiramidale bijwerkingen minder vaak voorkomt. De effect op acetylcholine en serotonine doen het effect op EPS teniet.

Wat is het belangrijkste werkingsmechanisme van antipsychotica?

De blokkade van verschillende dopaminereceptoren in het centrale zenuwstelsel, met name in de prefrontale gebieden en de basale ganglia.

Wat is het metabool syndroom? Bij welke antipsychotica komt dit voor?

Ontregeling van het glucose- en vetmetabolisme. Gewichtstoename, diabetes type II, hart- en vaatziekten.

Vooral bij de modernere atypische antipsychotica

Op welke receptoren hebben antipsychotica voornamelijk een grote werking?

Op het blokkeren van dopaminereceptoren in het CZS en dan met name de D2-receptoren die gelokaliseerd zijn in de prefrontale gebieden en de basale ganglia het gebied van de hersenen die o.a de motoriek aanstuurt.

Wat zijn de 5 indicaties van antipsychotica?

1. Wanen of hallucinaties.
2. Onrust bij dementie of delier.
3. Bipolaire stoornis, acuut en recidief.
4. Additiebehandeling bij OCD.
5. Gilles de la Tourette en Huntington.

Wat zijn de bijwerkingen door blokkade van histaminereceptoren, acetylcholinereceptoren en noradrenerge receptoren?

Histamine: sufheid en gewichtstoename
Acetylcholine: droge mond, moeite met scherpstellen van de ogen
Noradrenerg: orthostatische hypotensie, slaperigheid

Antipsychotica met een lage potentie worden vooral toegepast bij:

Dit zijn antipsychotica die een geringe effect hebben op de dopaminereceptoren en kunnen daarom goed ingezet worden bij mensen die geagiteerd zijn of onrustig omdat deze voornamelijk een rustgevend effect hebben.

Wat zijn de belangrijkste extrapiramidale bijwerkingen van klassieke antipsychotica?

1. Acute dystonie (spierkrampen of spasmen).
2. Parkinsonisme (bewegingsarmoede, starre gezichtsuitdrukking).
3. Akathisie (niet stil kunnen zitten, onrust).
4. Tardieve dyskinesie (onwillekeurige beweging hoofd-hals).

Wat zijn veel voorkomende bijwerkingen van moderne atypische antipsychotica?

Ontregeling van glucose- en vetmetabolisme met daarbij gewichtstoename, diabetes type II en hart- en vaatziekten (metaboolsyndroom). Daarnaast droge mond, moeite met scherpstellen ogen, duizeligheid bij houding wisselen en slaperigheid.

Wat zijn de belangrijkste indicaties voor het toedienen van antipsychotica?

  • Ernstige stoornissen in denken en waarnemen, met name wanen en hallucinaties zoals bij schizofrenie.
  • Toestanden van grote onrust bij organische syndromen zoals dementie, delier.
  • Bipolaire stoornissen, acute manie
  • Als onderhoudsbehandeling ter recidiefpreventie
  • additief bij ander medicatiegebruik o.a. Obsessieve-compulsieve stoornis

Welke zeldzame levensbedreigende bijwerking komt voor bij antipsychotica?

Miligne neurolepticumsyndroom met als symptomen stijfheid, koorts, leverfunctiestoornissen, ontregelde hartfunctie en ontregelede temperatuur en bloeddruk.

Wat zijn de belangrijkste extrapiramidale bijwerkingen (EPS) van klassieke typische antipsychotica

  • acute dystonie: spierspasmen, bv in kaak
  • parkinsonisme: verschijnselen van de ziekte van parkinson
  • akathisie: niet stil kunnen zitten, bewegingsdrang en onrust
  • tardieve dyskinesie: laat optredende bewegingsstoornissen. Pas na maanden of jaren . Bij 10 tot 25 % vd patienten. Vooral onwillekeurige bewegingen an de kleine spiertjes in het hoofd en hals gebied. Is vaak irreversibel

Wat voor effect heeft antipsychotica op de histaminereceptoren?

Antipsychotica blokkeren histaminereceptoren. Dit leidt tot sufheid en gewichtstoename.

Wat voor effect heeft antipsychotica op de acetylcholinereceptoren?

Deze remmen de acetylcholinereceptoren wat leidt tot droge mond en moeite met scherpstellen van de ogen.

Wat voor effect heeft antipsychotica op de noradrenergereceptoren?

Deze blokkeren de noradrenergereceptoren wat leidt tot hypotensie en slaperigheid.

Wat zijn de verschillen tussen klassieke typische en moderne atypische antipsychotica?

  1. Klassieke typische AP: werkt antipsychotisch, wel met veel bijwerkingen (beweging). blokkeert dopamine D4 receptoren
  2. Moderne atypische AP: zwakkere blokkade D4, sterk D1 en D2. minder bijwerkingen, voornamelijk op extrapiramidale bijwerkingen.  kalmerende werking (ook gebruik depressie, BS, OCD, PS).

Bij welke antipsychotica komen extrapiramidale bijwerkingen vooral voor en wat zijn de bijwerkingen van de andere soort antipsychotica?

Extrapiramidale bijwerkingen komen vooral voor bij de klassieke, typische antipsychotica die werken op de dopaminereceptoren.
De moderne a-typische antipsychotica hebben als bijwerking de ontregeling van het glucose- en vetmetabolisme en leiden daarom vaak tot gewichtstoename of diabetes mellitus type II en verhoogd risico op hart- en vaatziekten (metaboolsyndroom)

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo