Zelftoets psychiatrische stoornissen met alg-medische oorzaken
5 belangrijke vragen over Zelftoets psychiatrische stoornissen met alg-medische oorzaken
Bij sommige dementiepatiënten is sprake van agnosie. Daarmee wordt bedoeld dat deze patiënten:
a-stoornissen in de taalbeheersing vertonen, bijvoorbeeld moeite hebben met het vinden van het juiste woord.
b-moeite hebben met het uitvoeren van ingewikkelde motorische handelingen, ondanks intacte bewegingsfuncties.
c-moeite hebben met het herkennen van voorwerpen, ondanks intacte zintuigfuncties.
d-stoornissen in de hogere sturende functies vertonen, zoals plannen, organiseren en abstract denken.
In onderzoek bij patiënten met de ziekte van Alzheimer heeft men een aantal biologische afwijkingen gevonden die - hoewel ze in mindere mate soms ook bij gezonde oude mensen voorkomen - kenmerkend zijn voor Alzheimerpatiënten. Welke van de volgende afwijkingen behoort daar niet toe?
a-de aanwezigheid van seniele plaques in de hersenschors
b-een opvallend tekort aan de neurotransmitter acetylcholine
c-aantasting van de hippocampus
d-een opvallend tekort aan vitamine B1 of thiamin
Kenmerkend voor een stupor, een van de katatone symptomen, is dat de patiënt
a-ongecontroleerde bewegingen maakt en zich daarbij in een toestand van opwinding en extreme bewegingsactiviteit bevindt.
b-regelmatige, zinloos herhaalde bewegingen maakt en grimassen vertoont.
c-starre houdingen aanneemt en die soms urenlang volhoudt.
d-voortdurend de bewegingen van iemand anders imiteert.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Welke van de volgende beweringen over het delier is niet juist?
a- Een delier kan het gevolg zijn van een infectie of een stofwisselingsstoornis, maar bijvoorbeeld ook van ernstig hersenletsel.
b- Een delier ontwikkelt zich in korte tijd, meestal binnen enkele uren of dagen.
c- Een onbekende, onoverzichtelijke omgeving verhoogt het risico op het ontstaan van een delier.
d- Een delier heeft doorgaans een progressief verloop en leidt in de loop van een aantal jaren tot een ernstig verval van de hogere cognitieve functies.
Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen over de 'persoonlijkheidsverandering door een somatische aandoening' (zoals omschreven in DSM-IV-TR).
I- Een persoonlijkheidsverandering door een somatische aandoening is meestal het gevolg van een directe aantasting van de hersenfuncties door een structurele verandering, bijvoorbeeld een hersenbloeding of een hersentumor.
II- Bij een persoonlijkheidsverandering door een somatische aandoening zijn vooral de frontale hersengebieden betrokken.
I en II zijn juist.
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn onjuist.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden