Zelftoets psychosen

5 belangrijke vragen over Zelftoets psychosen

Sommige patiënten met schizofrenie of een andere psychose vertonen formele denkstoornissen. Welke van de volgende verschijnselen is geen voorbeeld van een formale denkstoornis?

a-vertraging van het denken
b-betrekkingswanen
c-van de hak op de tak springen
d-gedachtenblokkade

b-betrekkingswanen

Uit onderzoek naar de invloed van omgevingsfactoren op het ontstaan en beloop van schizofrenie kamt naar voren dat schizofreniepatiënten doorgaans het beste funtioneren in:

a-een drukke en afwisselende omgeving met veel gezelligheid.
b-een gezin waarin positieve en negatieve gevoelens openlijk worden geuit. c-een gezin met een hoge mate van onderlinge emotionele betrokkenheid. d-een rustige omgeving met weinig sociale contacten.

d-een rustige omgeving met weinig sociale contacten.

Bij de beschrijving van de symptomen van schizofrenie wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen 'negatieve' en 'positieve' symptomen. Welke van de volgende verschijnselen behoort niet tot de positieve symptomen van schizofrenie?


a- beïnvloedingswanen
b-incoherent denken
c-tactiele hallucinaties
d-emotionele vervlakking

d-emotionele vervlakking
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

In cognitief functie-onderzoek bij patiënten met schizofrenie hebben onderzoekers de reacties van deze patiënten op aangeboden stimuli nauwkeurig geregistreerd in goed gecontroleerde testomstandigheden. Uit dit onderzoek komt naar voren dat schizofreniepatiënten


a-hevige emotionele reacties vertonen bij aanbieding van neutrale prikkels. b-problemen hebben met het automatisch ordenen en selecteren van binnenkomende prikkels.
c-weinig emoties tonen na aanbieding van negatieve prikkels.
d-geen aandacht hebben voor externe prikkels en zich vooral concentreren op interne prikkels.

b- problemen hebben met het automatisch ordenen en selecteren van binnenkomende prikkels.

Beoordeel de juistheid van de volgende twee stellingen over de waanstoornis (zoals omschreven in DSM-IV-TR).

I- Een waanstoornis ontstaat meestal rond de puberteit en doorgaans als acute reactie op een bedreigend ervaren gebeurtenis.
II- Naast de uitingen van de waan is bij patiënten met een waanstoornis ook het algemene functioneren (sociaal en beroepsmatig) ernstig verstoord.


I en II zijn juist.
Alleen I is juist.
Alleen II is juist.
I en II zijn onjuist.

I en II zijn onjuist.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo