Zelftoets paniekstoornis, fobieën en gegeneraliseerde angst

4 belangrijke vragen over Zelftoets paniekstoornis, fobieën en gegeneraliseerde angst

Volgens de cognitieve theorie over de paniekstoornis kenmerken paniekpatiënten zich door:

a-een overgevoeligheid voor negatieve kritiek van anderen.
b-een geneigdheid om bij confrontatie met externe fobische stimuli te reageren met hyperventilatie of flauwvallen.
c-een algemene cognitieve predispositie om paniekerig te reageren in onbekende situaties.
d-een geneigdheid om onschuldige lichamelijke gewaarwordingen als bedreigend te interpreteren.

d-een geneigdheid om onschuldige lichamelijke gewaarwordingen als bedreigend te interpreteren.

Welke van de volgende beweringen over de specifieke fobie (zoals omschreven in DSM-IV) is niet juist?

a-Kenmerkend voor een specifieke fobie is een hevige ‘irrationele’ angst voor een welomschreven object of situatie.
b-Specifieke fobieën van volwassenen verdwijnen meestal na enige tijd vanzelf, zonder behandeling.
c-Mensen met een specifieke fobie beseffen doorgaans dat hun angst overdreven of onredelijk is.
d-Bij mensen met een specifieke fobie leidt blootstelling aan de fobische prikkel doorgaans onmiddellijk tot een hevige angst.

b-Specifieke fobieën van volwassenen verdwijnen meestal na enige tijd vanzelf, zonder behandeling.

De lijdensdruk van volwassenen met een specifieke fobie is dikwijls geringer dan de lijdensdruk van mensen met andere vormen van psychopathologie, omdat:

a-het bij dergelijke fobieën doorgaans gaat om angst met een geringe intensiteit.
b-de angst bij mensen met een specifieke fobie doorgaans niet optreedt als zij zich laten vergezellen door iemand die hen zeer vertrouwd is.
c-dergelijke fobieën met het ouder worden meestal in ernst afnemen en geleidelijk vanzelf verdwijnen.
d-het vermijden van de gevreesde situatie bij mensen met een specifieke fobie vaak relatief weinig interfereert met hun dagelijks leven

d- het vermijden van de gevreesde situatie bij mensen met een specifieke fobie vaak relatief weinig interfereert met hun dagelijks leven
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Binnen de leertheoretische benadering wordt het ontstaan en instandblijven van fobieën verklaard in termen van verbindingen tussen stimuli en responsen.
Welke verbinding beoogt een gedragtherapeut te verbreken als hij fobiepatiënten blootstelt aan de door hen gevreesde situaties?

a- de verbinding tussen CS en UCS
b- de verbinding tussen CR en UCR
c- de verbinding tussen UCS en CR
d- de verbinding tussen CS en UCR

a- de verbinding tussen CS en UCS

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo