Merkenrecht - Beperking van het recht

14 belangrijke vragen over Merkenrecht - Beperking van het recht

Waardoor kan de bevoegdheid van de merkhouder tegen gebruik van zijn merk of overstemmend teken worden beperkt?

Zowel door het BVIE als door normen van burgerlijk recht, maar ook door publiekrechtelijke regels, zoals EG-Verdrag en de Mensenrechtenverdragen.

Wanneer kan de merkhouder volgens art. 2.20 lid 1 sub c en d niet optreden?

Als er sprake is van een geldige reden aan de zijde van de gebruiker van het teken. Waarbij het criterium van de geldige reden geen door de merkhouder te stellen element van de inbreuk; met andere woorden, de merkhouder behoeft niet te stellen dat de aangevallen gebruiker voor het gebruik geen geldige reden heeft.

Wanneer is er volgens het BenGH sprake van een geldige reden?

Als er voor de gebruiker van het teken een zodanige noodzaak bestaat juist dat teken te gebruiken, dat van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd zich van dat gebruik te onthouden, dan wel wanneer de gebruiker een eigen recht heeft (oudere handelsnaam).
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat beoogt art. 2.23 lid 1 sub a BVIE?

Dat de merkhouder niet kan optreden tegen gebruik in het economisch verkeer van naam en adres van een derde (natuurlijk persoon) voor zover er sprake is van een eerlijk gebruik in nijverheid en handel.

Wat stelt art. 2.23 lid 1 sub b BVIE?

Dat de merkhouder zich niet kan verzetten tegen aanduidingen van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, geografische herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of andere kenmerken daarvan, mits dergelijk gebruik niet in strijd is met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

Wat als er verwarringsgevaar bestaat tussen het merk en de beschrijvende aanduiding, zoals een aanduiding van herkomst op flessen bronwater?

Dan kan de merkhouder zich slechts verzetten voor zover het gebruik van die aanduiding in strijd is met de eerlijke gebruiken; in dat kader moet de rechter de opmaak van flessen en etiketten als relevante omstandigheden laten meewegen. Bijvoorbeeld als de beschrijvende aanduiding in feite als merk wordt gebruikt.

Waarin beperkt art. 2.23 lid 2 BViE het exclusieve merkrecht?

Dit artikel beperkt het exclusieve merkrecht in zoverre dat niet kan worden opgetreden tegen gebruik in het economisch verkeer van een overeenstemmend teken dat zijn bescherming ontleent aan een ouder recht van slecht plaatselijke betekenis (uitwerking van de geldige reden). Op grond van dergelijke oudere rechten kan tegen gebruik van het latere merk worden opgetreden, afhankelijk van de aard va het oudere recht, hetzij op basis van art. 6:162 BW, indien door dergelijk gebruik gevaar voor verwarring bestaat, hetzij op basis van de bepalingen van de Auteurswet.

Wat bevat art. 2.23 lid 3 BVIE?

De zogenaamde uitputtingsregel: de merkhouder kan zich niet tegen het gebruik van zijn merk verzetten voor zover de gemerkte waren of diensten door hemzelf of met zijn toestemming in de EG in het verkeer zijn gebracht resp. zijn verricht (zijn recht is uitgeput), tenzij hij gegronde redenen heeft zich wel tegen de verhandeling van de waren of het verrichten van de diensten te verzetten.

Waarop is de uitputtingsregel een uitzondering?

Op het exclusieve recht van de merkhouder. In beginsel zal degene die zich op de uitputting beroept de voorwaarden daarvan moeten bewijzen.

Wat is er in het arrest Delhaize/Dior beslist?

Beslist is dat een onderneming die buiten het normale verdeelcircuit van de merkhouder valt, zich ervan moet vergewissen dat hij de producten kan verhandelen zonder inbreuk te maken indien daaromtrent geen zekerheid kan worden verkregen, moet ervan worden uitgegaan dat er geen toestemming is met als gevolg dat men zich moet onthouden.

Wanneer geldt de uitputtingsregel niet ex art. 2.23 lid 3 BVIE?

Wanneer de merkhouder gegronde redenen heeft zich tegen verdere verhandeling te verzetten. Bijvoorbeeld is een wijziging of verslechtering van de waar nadat deze in het verkeer is gebracht. Het Hof heeft een serie voorwaarden voorwaarden gegeven waaraan de parallelhandelaar moet voldoen teneinde zich met succes op uitputting te kunnen beroepen. Zo mag geen kunstmatige afscherming van de markten, mag door ompakking de reputatie van het merk en de merkhouder niet worden aangetast en moet de merkhouder van tevoren worden geïnformeerd.

In hoeverre moet bij de beschermingsomvang van een door inburgering onderscheidend vermogen hebbend merk rekening worden gehouden met het algemeen belang?

Volgens de auteurs speelt dit bij de beschermingsomvang geen rol. De wetgever heeft in de hier besproken beperkingen al een afweging gemaakt van het algemeen belang en de uitoefening van een merkenrecht.

Wanneer verjaart naast de rechtsverwerking de mogelijkheid om op te treden tegen een inbreukmaker?

- ex 3.306 BW na twintig jaar
- ex art. 3:310 BW de te vorderen schadevergoeding verjaart na vijf jaar

Staat de merkhouder vrij met bewerkelijke inbreukmakers afspraken te maken ter vermijding van procedures.

ja, alleen kunnen andere gebruikers van min of meer op dezelfde wijze overeenstemmende tekens zich verdedigen met de stelling dat wat in het ene geval niet door de merkhouder overeenstemmend is geacht ook in andere gevallen moet worden aanvaard. Dit hangt af van de omstandigheden, zoals de mate waarin degene die later is aangevallen erop mocht vertrouwen dat de merkhouder gelet op wat hij eerder aanvaardde, niet tegen zijn gebruik zou optreden.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo