Samenvatting: Kritisch Denken
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Kritisch denken
-
1 1
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Volgens Derksen hebben mensen diverse cognitieve instincten evolutionair ontwikkeld die we inzetten voor waarheidsvinding. Die instincten zijn evolutionair succesvol: we leven nog. Voor die instincten hebben we shortcuts ontwikkeld. In plaats van dat we alle mogelijkheden van de waarheid calculeren, komen we snel tot conclusies. Hier zit een nadeel aan: door af te gaan op eerste indrukken kan je de daadwerkelijke waarheid missen. Voor het alledaagse leven werken deze instincten proma, maar voor het niet alledaagse leven hebben ze wat tekortkomingen. Wat zijn de verschillen tussen een alledaagse en een niet-alledaagse (strafrecht) context?
-Ieder strafproces is een nieuwe situatie. Bij een alledaagse situatie bouw je ervaring op.
-Binnen het strafrechtcontext worden fouten niet aan den lijve ondervonden (door de rechters, advocaten etc). Binnen een alledaagse situatie wel.
-Binnen de strafrechtcontext is er geen ruimte voor negatieve feedback. Er valt dus ook moeilijk van de wigen gemaakte fouten te leren door officiers van justitie en politie etc. -
Derksen stelt dat men de waarheid kan achterhalen door onbevooroordeeld te werk te gaan. Hij noemt vier kernoperaties om onbevooroordeeld te werk te gaan:
Zoeken: zoek onbevooroordeeld naar feiten en stel je open voor alle mogelijkheden.
Zien: registreer de feiten passief oftewel neem onbevooroordeeld waar.
Duiden: laat de feiten voor zichzelf spreken zonder deze te interpreteren.
Wegen: weeg de feiten objectief en laat je niet beinvloeden door de verwachting en/of wens dat een zeker scenario waar is. -
Volgens Derksen is waarheidsvinding in praktijk altijd theorie-afhankelijk. Je hebt een scenario nodig om iets te kunnen onderzoeken. Hoe kan je alsnog dichter bij de waarheid komen?
Door meerdere scenario's op te stellen en zo tunnelvisie te vermijden. -
2 zoeken en zien
-
Derksen stelt ''zoeken', stap 1 om naar een onbevooroordeelde waarheidsvinding te komen dus als: zoek onbevooroordeeld naar feiten en stel je open voor alle mogelijke feiten. Er kan alleen gezocht worden als er duidelijk is wat er gezocht moet worden. Dersen stelt daarvoor zoekschema's en zoekvragen voor. Wat zijn deze? En wat is het scenario?
Zoekschema :
– waar moet je zoeken (dit kan ook het resultaat zijn vanpriming
-betreft het doel/de focus van het waarheidsvindingsprocesZoekvraag :
-betreft de methode van dit proces
-wat moet je zoeken
Scenario:
Mogelijk antwoord op de zoekvraag -
We zien stimuli en theorieen. Afhankelijk van onze theorie kunnen we: te veel zien, te weinig zien (inattentional blindness) of andere dingen zien. Van die theorieen heb je niet vervangbare en vervangbare theorieen.
Niet-vervangbare theorieën
- Vormconstantheid
- Grootte-constantheid
- Haptische waarneming - etc.
Vervangbare theorieën
- Callibratie brein
- Onze overtuigingen - etc. -
Een theorie bestaat uit: kennis + mindset. Een mindset kan worden beinvloedt door priming. Priming is het verschijnsel dat een stimulus een snellere of sterkere respons in het brein oproept als die stimulus eerder waargenomen is. Wat zijn de gevolgen als de mindset verkeerd is?
Dat we deverkeerde dingen zien. -
In zijn boek thinking fast en slow onderscheidt Kahman twee denksystemen.Systeem 1:● Automatisch● Onbewust● Snel● Associatief● IntuïtiefSysteem 2:● Inspannend● Bewust● Langzaam● Systematisch● BeredenerenWat is het verschil tussen zoeken en zien? En hoe komen deze twee systemen daarin terug?
Zoeken
-Theorie-geselecteerd
-Alternatieve scenario’s vergroten de kans op waarheidsvinding
-Door evolutie zijn we getraind om snel een scenario te kiezen
-Je gebruikt voornamelijk systeem 2, met als valkuil systeem 1.
Zien
- theoriegeladen
- systeem 1
- Bewust zijn van (niet) vervangbare theorieen
- Voornamelijk systeem 1 -
3 Duiden
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
Laat hier meer flashcards zien -
Je hebt drie verschillende soorten strafpunten. Descriptief, evaluatief en presciptief. Beschrijf deze. Onder welke vallen feiten?
Descriptief/beschrijvend/feitelijk:
over feitelijkheden in heden, verleden of toekomst
Hierbij gaat het om bij waarheidsvinding.
• Van Covid-19 kun je erg ziek worden
2 Evaluatief/beoordelend: met een oordeel
• Covid-19 is een nare ziekte
3 Prescriptief/appellerend: met een voorstel • Landen moeten samenwerken bij het bestrijden van de pandemie -
Welke factoren zijn van invloed volgens Derksen op het afgeven van een valse bekentenis? En is een valse bekentenis genoeg om veroordeeld te worden? Wat heeft een valse bekentenis te maken met het process van waarheidsvinding?
- Andere beschermen
- tekortschieten eigenbelang theorie
- korte termijn winst
- uitputting
- vertrouwen in de rechtstaat
- misleiding
- meegaandheid
- gevoeligheid voor suggestie
eigen belang theorie
een onschuldig persoon die bij zijn volle verstand is, zal in volle vrijheid nooit een moord bekennen, omdat zo'n bekentenis te klaarblijkelijk tegen zijn eigen belang indruist.
a. Morele component: een onschuldige kan het niet verdragen om als verdachte te worden gezien b. Praktische component: een onschuldige weet hoe zwaar de straf voor een bepaald vergrijp is
Daderkennis
-zonder lekkage
Zien (waarnemen): welke feiten neem je waar in je zoektocht? - Duiden: betekenis geven aan feiten; dit leidt tot bewijswaarde bepalen (voor scenario) - Andere beschermen
-
4 Wegen
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
Laat hier meer flashcards zien -
Leg de kernoperatie ‘wegen’ uit aan de hand van de volgende concepten: positief, negatief en discriminerend bewijsmateriaal
Hetwegen moetonbevooroordeeld plaatsvinden; er moet zowelpositief als negatiefbewijsmateriaal voor hetscenario gebruikt worden.
Positief bewijsmateriaal: materiaal dat past bij het scenario.
Negatief bewijsmateriaal: falsificeert een scenario
Discriminerend bewijsmateriaal: maakt onderscheid tussen de aannemelijkheid van 2 scenario's. Een feit dat alleen bij een van beide scenario’s past en onverenigbaar is met het andere scenario
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden