Samenvatting: Kt1-2: Communiceren Met De Doelgroep
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van KT1-2: Communiceren met de doelgroep
-
Th. 1 Doelgroepen | Cliënt en Omgeving
Dit is een preview. Er zijn 21 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 05/09/2015
Laat hier meer flashcards zien -
Waarom is het zinvol en belangrijk om doelgroepen te onderscheiden? (1.2)
- je kunt met mensen met een functiebeperking niet op de zelfde wijze werken als met mensen zonder functiebeperking.
- peuters hebben andere behoeften dan een groep ouderen
- het biedt houvast om je werk goed te kunnen doen
-
Wat zijn 'ontwikkelingsgebonden behoeften en hulpvragen'? (1.3.1)
Elke ontwikkelingsfase heeft bepaalde kenmerken. De behoeften en hulpvragen hangen dus samen met de kenmerken van elke ontwikkelingsfase -
Wat is 'welzijn'? (1.3.2)
een toestand waarin iemand gelukkig is op voor hem of haar belangrijke gebieden, te onderscheiden in:- lichamelijk welzijn
- geestelijk welzijn
- materieel welzijn
- sociaal welzijn
- cultureel welzijn
-
Welke ontwikkelingsfasen en de daarbij behorende doelgroepen onderscheiden we? (1.5.1)
* de baby (0-1,5 jaar oud)
* de peuter (1,5-4 jaar oud)
* het basisschoolkind:- de kleuter (4-6 jaar)
- het jonge schoolkind (6-9 jaar)
- het oudere schoolkind (9-12 jaar)
* de adolescent (16-21 jaar)
* de volwassene:- de jonge volwassenheid (21-40 jaar)
- de middelbare leeftijd (40-55 jaar)
- de vroege ouderdom (55-65 jaar)
- de ouderdom (65 jaar en ouder)
Dit is uiteraard een grove aanduiding! De menselijke ontwikkeling verloopt niet zo wetmatig dat genoemde leeftijdsgrenzen voor iedereen en altijd gelden! -
Wat doet een sociaal cultureel werker en wat is haar doelgroep? (1.6)
een SCW richt zich op deelname van de burger aan de samenleving en zijn of haar functioneren in de maatschappij.
Doelgroep (algemeen):- peuters
- kleuters
- basisschoolkinderen
- tieners
- jongeren
- volwassenen
- ouderen
Doelgroep (specifiek):- mensen met een beperking
- mensen met een andere etniciteit
- asielzoekers
- allochtonen
- vrouwen
- uitkeringsgerechtigden
- mensen met een PGB
-
Th. 2 Ontwikkelingspsychologie en pedagogiek | Cliënt en Omgeving
Dit is een preview. Er zijn 29 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 07/09/2015
Laat hier meer flashcards zien -
Noem drie wetenschappen binnen de sociale wetenschappen en leg ze kort uit (2.2)
1. psychologie
bestudeert het gedrag van mensen
2. sociologie
onderzoekt hoe de mens in groepsverband leeft en welke invloed een groep heeft op het functioneren van de mens en omgekeerd
3. pedagogiek
richt zich op opvoedingsprocessen en hoe je deze kunt sturen -
Waar hangt sociaal-affectieve ontwikkeling mee samen? (2.3)
dit hangt samen met de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Het vormen van een eigen identiteit en de ontwikkeling van een eigen wil en een eigen mening.
De ontwikkeling van de persoonlijkheid heeft enerzijds te maken met de eigenheid van het kind en anderzijds met het sociale contact met allerlei anderen. -
Leg de termen 'sociale ontwikkeling', 'affectieve ontwikkeling' en 'seksuele ontwikkeling' uit (2.3)
- sociale ontwikkeling: de ontwikkeling van het sociale gedrag, van de omgang met anderen en om de ontwikkeling van spelgedrag
- affectieve ontwikkeling: de ontwikkeling van emoties, gevoelens
Deze twee hangen nauw met elkaar samen.- seksuele ontwikkeling: de ontwikkeling van seksueel gedrag en lichaams- en hormonale veranderingen
Omdat hierbij ook allerlei sociale en emotionele aspecten een rol spelen, scharen we deze onder sociaal-affectieve ontwikkeling en niet bij de lichamelijke ontwikkeling - sociale ontwikkeling: de ontwikkeling van het sociale gedrag, van de omgang met anderen en om de ontwikkeling van spelgedrag
-
Geef een indeling van gedragsdeterminanten zoals gebruikt in dit boek (2.4)
* psychosociale factoren- opvoeding, gezinsfactoren (gescheiden, welke plaats in kinderrij)
- vrienden, relaties (sociale omgeving)
- omgevingsfactoren (onder te verdelen in: maatschappelijke factoren (rijk vs arm) culturele factoren (waarden en normen die bij cultuur bepaald land horen) fysieke omgeving (alles om je heen, behalve mensen en dieren. Veel met sfeer te maken)
- ervaringen en emoties
* aanlegfactoren- erfelijkheid
- persoonlijkheid, temperament
* organische factoren- lichamelijke factoren (honger of dorst, uiterlijke verschijning, ziekte en beperkingen)
- biochemische en hormonale factoren (invloed van alcohol, invloed van menstruele cyclus)
-
Wat bestudeert de ontwikkelingspychologie? (2.5)
Deze bestudeert het menselijke gedrag in alle levensfasen. Het gaat om de normale, algemene ontwikkeling van de geest.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden