Samenvatting: Laat Maar Zien : Een Didactische Handleiding Voor Beeldend Onderwijs | 9789001702335 | Jos van Onna, et al
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Laat maar zien : een didactische handleiding voor beeldend onderwijs | 9789001702335 | Jos van Onna, Anky Jacobse.
-
1 Beelden en vormgeven
Dit is een preview. Er zijn 80 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
Wat zijn 2 factoren waardoor leerlingen iets nog niet kunnen leren?
1. Ze zijn er nog niet rijp voor.
2. Ze bezitten de capaciteiten (nog) niet, heeft te maken met aanleg. -
Wat verstaan we onder beeldend vermogen?
1 op creatieve wijze vormgeven aan producten op basis van waarnemingen, gevoelens, ervaringen, ideeën, concepten, functionaliteit, en fantasieën.
2 beeldende producten kunnen beschouwen en analyseren
3 kunnen reflecteren op beelden en het vormgevingsproces -
Op welke 2 manieren wordt kennis omtrent beeldonderwijs beschreven en wat houdt dit in?
1. Productief; Ontwikkeling van beeldend vormgeven, vermogen tot beeldend vormgeven en vermogen om beeldtaal te gebruiken.
2. Reflectief; Ontwikkeling van vermogen om over beelden te oordelen en vermogen om beeldtaal te kunnen lezen. -
Wat zijn de 4 fasen van de ontwikkeling van beeldend vermogen en welke leeftijden horen hierbij?
1. Krabbelen en hanteren = 1,8 - 4 jaar
2. Periode van gecodeerde werkelijkheid = 4 - 9,4 jaar
3. Periode van zichtbare werkelijkheid = 9,4 - 15 jaar
4. Volkomen zelfstandigheid = na de puberteit -
Welke 3 productcomponenten zijn er? En, wat houden ze in?
1. Betekenis; geheel aan associaties die beschouwer bij het beeld heeft.
2. Vorm; geheel van verschijningsvorm door alle waarneembare aspecten
3. Materiaal; antwoord op de vraag 'waar is het van gemaakt?'. Beelden zijn objecten die ontstaan door bewerking op materie. -
Welke 3 soort betekenis zijn er?
1. Waarneembare betekenis; je kijkt naar verschijningsvormen, kleur, compositie. Je kijk naar hoe het beeld is opgebouwd en hoe het in het beeldvlak staat = geen normale wijze van kijken.
2. Verwijzende betekenis; een tafereel (bv. van een huilende man) maakt je nieuwsgierig naar de toedracht. Pas op met interpretaties, beelden kunnen gemanipuleerd zijn.
3. Symbolische betekenis; deze betekenis zit in de waarneembare- en verwijzende betekenis. Een stilleven van een doodshoofd, kaars en boek verwijzen niet alleen naar die werkelijke objecten maar ook naar ijdelheid, vergankelijkheid en wijsheid. -
Welke 4 procescomponenten zijn er? En, wat houden ze in?
1. Beschouwing; waarnemen van beelden (idee of ervaring) wordt bewust gebruikt bij het vormgeven.
2. Onderzoek; Door vormgeven wordt onderzoek gedaan naar mogelijkheden (vorm, betekenis, materiaal), vorm van een beeldend stuk ligt van te voren nooit helemaal vast.
3. Werkwijze; Gebruik van materiaal. Technieken/ww om vorm te geven.
4. Reflectie; Afstand nemen. Eigen handelen en resultaat bekijken. Wat is er gebeurd en wat kan nog volgen? -
Wat is de eerste ruimtelijke orientatie bij een kindertekening
Onder en boven. (hierna wordt een grondlijn gemaakt, hierna een horizon) -
Wat is het kenmerk van de westerse verbeeldingstraditie?
Een representatiewijze die sinds de renaissance kijkers georiënteerd is. -
Wat houden de 5 fasen van het procesfasenmodel in?
1. Voorbereiding; context en basisplan
2. Oriëntatie; introduceren, informeren en instrueren
3. Uitvoering; observeren, begeleiden en afronden
4. Nabeschouwing; nabespreken, beoordelen en presenteren
5. Evaluatie; evalueren en reflecteren
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden