Beelden en vormgeven

49 belangrijke vragen over Beelden en vormgeven

Welke ruimtelijke representatie zie je in een kubistisch schilderij.

Verschillende standpunten. Om letterlijk meerdere kanten te laten zien.

Van welke 2 factoren is het beeldend vermogen afhankelijk?

1. Aarde en aanleg; creatieve doorzetter zal meer bereiken dan een moeilijk lerende kind die niets om beeldende vorming geeft.
2. Omstandigheden; als leerkracht heb je veel invloed op de omstandigheden. Er bestaan grote verschillen in de voorschoolse periode van de leerlingen en de mat waarin zij met beeldende vorming in aanraking zijn geweest. De leerkracht kan kiezen om ontwikkelingsgericht werken door te zorgen voor een stimulerende omgeving stimuleer je de leerlingen.

Wat is Parson zijn idee waarop kinderen naar beelden kijken? 3x

Onderbouw: associatief
Middenbouw: realisme
Bovenbouw: die begrijpen het beeld, verplaatsen zich in de maker.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is het verschil tussen fysioplastiek en ideoplastiek?

- Fysioplastiek = werken vanuit 1 stuk, bv. kleien vanuit een brok klei
- Ideoplastiek = werken met samenstellende delen, bv. ruimtelijk werken met losse, samenstellende delen.

Wat is metacognitie? ( kijken naar beelden)

Het vermogen te reflecteren op regels en conventies is brede zin. Het algemeen vermogen om afstand te nemen.

Wat is schematekenen en wat is de relatie met de gecodeerde werkelijkheid?

Schematekenen is het schematisch weergeven van de gecodeerde werkelijkheid (= de innerlijke voorstelling die het kind heeft en wat het kind produceert).

Waarom dreigt de creativiteit rond het negende jaar op te drogen?

Omdat de kinderen meer oog krijgen voor realisme.

Wat is volgends Wilson & Wilson een grote stimulans voor kleuters om tot beeldende uiting te komen?

De sociale interactie met elkaar. (''Wat doe jij?, Ik doe het zo. Kan jij dat ook?'')

Welke functies kan een object hebben?

- Gebruiksfunctie; je kunt het ergens voor gebruiken
- Communicatieve; je kunt er iets mee delen
- Symbolische; leren jack staat voor stoer, dikke auto is status
- Versierende; patroon in een stof
- Beeldende; een rode vlek in schilderij in contrast met groene kleuren

Wat is het verschil tussen structuur en textuur?

Structuur gaat over de samenstelling van iets, bv. een spinnenweb.
Textuur gaat over de het oppervlakte, de huid, bv. een legoblokje.

Wat is drijven en struiken?

Drijven = het plaatselijk dunner maken van metaal door er met een hamer op te slaan.
Struiken = het plaatselijk dikker maken van metaal door en met een hamer op te slaan.

Wat is frottage en hoe wordt dit ook wel genoemd?

Frottage; textuur duidelijk maken door materiaal onder een blaadje te leggen, bv. een legoblokje onder een A4-tje leggen. = frottage wordt ook wel rubbing genoemd.

Geef een omschrijving van de ontwikkeling van het gebruik van verf door kleuters.

1. Ontdekken materiaal, Mengen van kleuren
2. Twee tegenstrijdige manieren van vormgeven. Namelijk tekenen met verf en schilderen.

Plakken: Wat is de functie om kleuters te laten werken met bestaande papieren vormpjes.

De manier van ordenende krijgt meer aandacht. De vormpjes nodigen uit tot interpreteren en betekenis geven.

Wat is de goede volgorde van bord, karton en papier van licht naar donker.

Lichtste = papier
Middelste = karton
Zwaarste = bord

Wat is 'the sense of order' volgens Gombridge?

Dat kinderen geboeid zijn door het ontstaan van reeksen van herhaling en afwisseling van vorm en kleur bij  bijv. stempelwerk.

Papier en karton worden aangeboden per 'boek' of 'riem'. Hoeveel vellen zijn deze hoeveelheden?

Boek = 25 vel
Riem = 500 vel

Noem de drie stadia van werken met klei door kleuters.

1. Ontdekken.
2. Tekenen met klei. Van slierten een product maken het is plat.
3. Een ruimtelijk werkstuk.

Wat betekenen de 'H', 'F' en 'B' bij potloden?

H = hard
F = fine
B = black

Wat is de functie van bouwen met blokken?

Leren over vorm, maat en ruimte.

Wat is de volgorde van harde naar zacht bij potloden?

9H - 8H - 7H - 6H - 5H - 4H - 3H - 2H - H - F - HB - B - 2B - 3B - 4B - 5B - 6B - 7B - 8B
Hardste = 9H
Zachtste = 8B

Welke soorten klei kan je onderscheiden?

1. Oefenklei; klei voor boetseerwerk, goedkoop, niet om te bakken
2. Chamotteklei; gemalen klei, hoge temp. gebakken, meestal niet in PO
3. Boetseerklei (fijne chamotteklei); geschikt voor kleine/massieve werk, je kunt het bakken, ook glazuren/beitsen/verven, meest geschikt voor PO!!
4. Draaiklei (pottenbakkersklei); tamelijk fijn, niet voor boetseren, geschikt voor fijne werkjes als sieraden maken.
5. Gietklei; vloeibare klei voor gietmallen = niet aanbevolen voor PO!!

Wat is het externe referentiekader

Is de leerstof. Het biedt kinderen inzicht in mogelijkheden voor het vormgevingsproces. Voorkennis wordt geactiveerd. Het omvat keuzemogelijkheden van de product componenten: betekenis, vorm en materiaal.

Welke soorten lijm kan je onderscheiden?

1. Papierlijm; op waterbasis, meest geschikt voor lichtwerk, lijmstift is vold.
2. Houtlijm; in water oplosbaar, los na drogen niet meer op in water
3. Plasticlijm; hecht verschillend materiaal aan verschillende ondergronden, droogt en verdampt snel
4. Rubbercontactlijn; Bisonkit en dergelijke, heeft buigzame verbinding

Wat is de meest gebruikelijke volgorde van een bevo-les?

  1. Introduceren = inspireren
  2. informeren
  3. instrueren

Leg de product component Betekenis uit

Inspireren en aanzetten tot associëren over het onderwerp.
Wat ga ik maken? Waar heeft het nog meer mee te maken? Wat vind ik ervan? Wat wil ik erover vertellen?

Leg de product component Vorm uit

Informeren over de betrokken beeldaspecten
Hoe wil ik het vertellen? Hoe moet het eruit zien? waar leg ik accenten?

Leg de product component Materiaal uit.

Instrueren over de mogelijkheden en gebruik van materiaal en gereedschap.
Waarmee kan ik het maken? Waarmee kan ik het aanpassen aan mijn ideeën en wensen?

Wat is de functie van de introductie? En hoe doe je dat?

Optimale betrokkenheid creëren door aan te sluiten op de belevingswereld van de kinderen. Nog beter een nieuwe belevingswereld ontsluiten.

Geef zeven mogelijke voorbeelden van introducties bij een beeldende activiteit.

  • beeldend verhaal
  • aansluiten bij drama
  • afbeelding of voorwerp
  • de omgeving
  • presentatie op het digi bord
  • internet/computer
  • visualiseren

Waar moet je als leerkracht doen met een bevo-les uit een methode?

Je moet er rekening mee houden dat de methode geen rekening houdt met de kinderen op dat moment. Het is de taak van de leerkracht om ervoor te zorgen dat het onderwerp aansluit bij de belevingswereld. Je moet de les betekenis geven. Eventueel door erbij andere vakken al op in te spelen.

Introductie: beeldend verhaal

Oudste onderwijsvorm. moet goed verteld worden  met veel bijvoeglijk naamwoorden. (donkere met mos begroeide bos) Krijgt nog meer impact met een meegebracht voorwerp.

Introductie: aansluiten bij drama

In de huid van een ander kruipen, met een paar simpele verkleedspullen. Dit kan de leerkracht doen, maar ook de kinderen. Een freeze inbouwen. Met kinderen tableau vivant bekijken.

Introductie: afbeelding of voorwerp

Met de kinderen gericht kijken naar een beeld of voorwerp. Is op die manier een object van beschouwing. Kinderen krijgen hierdoor informatie over de betekenis, de vorm en het materiaal. (beeldaspecten)

Introductie: presentatie op digi-bord

filmpje laten zien. vooraf of achteraf kijkvragen stellen. Beelden stilzetten en herhalen. Vb. videoclip Michael Jackson, Thriller als introductie op het maken van spookdozen.

Introductie: internet/computer

Kinderen zelf naar geschikte afbeeldingen laten zoeken.

Wat doet de leerkracht tijdens informeren?

De leerkracht geeft visuele informatie over de beeldaspecten waarmee de kinderen aan de slag gaan. De leerkracht laat de kinderen bewust waarnemen.
Welke vorm variaties zijn er binnen het onderwerp? Het beeldend materiaal blijft in het lokaal aanwezig.

Wat is interactief informeren?

De leerlingen doen actief mee. Zij beantwoorden de kijkvragen van de leerkracht. De leerlingen:
  • wijzen aan
  • vergelijken
  • rubriceren
  • selecteren
  • doen voor

Wat is het voordeel van goed beeldmateriaal?

De mondelinge toelichting hoeft hierdoor minder te zijn. De taalzwakke leerlingen worden met goed beeldmateriaal bereikt. Zij ontwikkelen ook hun taal, doordat beeld en taal in combinatie wordt aangeboden.
De toelichting met beelden komt tegemoet aan de meervoudige intelligenties.
Visueel ingestelde kinderen worden goed aangestuurd.

Voor beeldbeschouwing kun je een kijkwijzer gebruiken. Noem de vijf acties die op de kijkwijzer staan en vertel wat ze inhouden.

  1. Voorsorteren: Een spontane actie. Wat komt er in de leerlingen op als naar een beeld kijken.
  2. Interpreteren: Wat is het? Wat stelt het voor? Wat laat het zien?
  3. Analyseren: Wat zie je precies? Hoe ziet het er eigenlijk uit?
  4. Reflecteren: Wat is de bedoeling van het beeld, afbeelding?
  5. Evalueren: Wat vind je ervan. Spreekt het je aan en waarom?

Feit: informeren maakt deel uit van de oriëntatiefase

Feit: informeren maakt deel uit van de oriëntatiefase

Is een korte en duidelijke instructie niet in tegenspraak met de bedoeling van beeldend onderwijs waarin de 'kindeigen' aanpak wordt benadrukt?

Nee, een goede instructie verduidelijkt de speelruimte en vergroot daarmee hun mogelijkheden.

Hoe ziet een goede instructie eruit? 6x

  1. een goede formulering van de probleemstelling
  2. richtlijnen over het verloop van het werkproces
  3. instructies over het gebruik van materiaal en gereedschap
  4. instructies over de beeldende mogelijkheden
  5. activeren van het interne referentiekader
  6. instructie over de eerste handeling van de leerling na de oriëntatiefase

Instructie: een goede formulering van de probleemstelling

De kinderen krijgen te horen wat ze moeten doen, maar slechts gedeeltelijk. Zij kunnen zelf oplossingen bedenken door gebruik te maken van de info uit de oriëntatie- en informatiefase.
  • keuzevrijheid bij invulling van het onderwerp (eigen betekenis)
  • de beeldende aspecten (vorm)
  • de materiaal technische handelingen (materiaal)
Zie voorbeeld blz. 98 Van klei een lichtbaken maken.

Instructie: richtlijnen over het verloop van het werkproces

Bij (samengestelde) opdrachten geef je de instructie in stappen. Bovenbouw: stappen op het bord.

Instructie: over gebruik materiaal en gereedschap

De leerkracht laat handelingen zien met het materiaal en het gereedschap.
Bv. Hoe je verf kunt mengen. Hoe je kunt papier kunt knippen.
Bij voordoen, moeten alle kinderen het goed kunnen zien, zorg ervoor dat het voordoen groot is
Tempo moet hoog blijven, niet alles voordoen.
Je kunt ook gebruik maken van instructiekaarten en instructies op het digi-bord.

Instructies: beeldende mogelijkheden

In de informatiefase zijn de beeldaspecten aan de orde geweest. Even terug halen hoe variaties kunnen ontstaan.
Vb.  Hoe kun je van een contour door herhaling een patroon maken.
       Hoe laat je zien wat licht en donker is.
       Hoeveel kleuren groen kun je de bomen geven.
       Hoe geef je een dier van klei, de passende textuur. Hoe maak je de vacht.

Instructie: activeren van intern referentiekader

De aanzet tot divergeren: associëren, onderzoeken en uitproberen.
Het intern referentiekader activeer je door niet allen aan te geven hoe het moet, maar vooral aan te geven wat allemaal kan en wat het kind wil.
Probeersels zijn erg belangrijk. Laat de kinderen kladjes gebruiken.

Wanneer is het verstandig om af te wijken van het instructiemodel?
oriëntatie ( inspireren en informeren) instrueren

Bij nieuw materiaal. De kinderen zijn enthousiast over het nieuwe materiaal en moeten het eerst ontdekken. Bv. brooddeeg.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo