Samenvatting: Laatste Blok

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Laatste Blok

• 1 Centrale concepten en begrippen in het sociaal werk

  Dit is een preview. Er zijn 9 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is nieuw qua visie in social work?

  Het is niet alleen
  - het bestrijden van achterstanden
  - verhelpen van stoornissen
  - bevorderen van sociale redzaamheid
  
  Maar dat mensen:
  - binnen hun mogelijkheden zo functioneren in gedrag en in verhouding tot anderen dat het leven redelijk beheersbaar blijft

• 3 Ontwikkelingen en positionering sociaal werkers

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
  Laat hier meer flashcards zien

• Social workers worden ook T-shaped professionals genoemd. Wat betekent dat?

  Het beschrijft professionele vaardigheden en kennisniveaus van social workers, die als het ware generalisten zijn;: 
  

  • verdiepende focus en diepgaande kennis en expertise hebben binnen hun vakgebied (= verticale balk van de T) 
  • breed opgeleid, dus voorzien van een brede set vaardigheden om met diverse situaties en cliënten om te gaan (= horizontale balk van de T).

• Wat betekent het omgaan met complexe vraagstukken voor sociaal werkers?

  Sociaal werkers moeten:
  

  • snel kunnen schakelen 
  • kunnen reflecteren
  • denken in duurzaamheid 
  • procesmatige oplossingen vinden
  • integraal werken

• Met welke andere domeinen heeft Social work raakvlakken?

  • Gezondheidszorg
    
  • Educatie
  • Juridisch
  • Veiligheid
  • Ecconomisch

• 4 Drie landelijke kerntaken sociaal werker

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat wordt er bedoeld met het versterken van organisatorische verbanden?

  • Kunnen samenwerken
    
  • regie kunnen voeren
  • een dossier kunnen aanleggen
  • leiding geven
  • ondernemen = op andere mensen afstappen

• 4.1 Tien vereiste kwalificaties sociaal werker

  Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat zijn de eindkwalificaties voor een bacheloropleiding? (8)

  • Goede (internationale) theoretische kennisbasis bezitten en meewerken aan ontwikkelen praktijkkennis
    
  • Methodisch kunnen werken
  • Onderzoekend vermogen: verschillende perspectieven zien de complexiteit van vraagstukken, vooronderzoek doen, onderzoeksvragen formuleren
  • Dialogisch werken en zich een onderbouwd oordeel vormen. Geen vooroordelen
  • Communiceren op allerlei niveaus
  • Leervaardigheden, handelen steeds bij kunnen stellen. Daarom is reflecteren zo belangrijk.
  • Bewustzijn van normativiteit van elke situatie. Aanspreken en bespreekbaar maken van overschrijdingen. 
  • Cultuursensitief werken = bewust van je eigen cultuur en je eigen normen en waarden. En je hebt kennis van andere culturen om ermee rekening te kunnen houden. Je moet ook zelf aanspreekbaar zijn.

• Wat zijn de generieke kwalificaties in het landelijk profiel?

  • Benaderen en benaderbaar zijn (open houding)
    
  • Bevorderen van sociaal functioneren van mensen in primaire omgeving: methodisch gebaseerd op werkzame methodieken, in samenspraak met betrokkenen, gericht op zelfregie en participatie. 
  • Idem voor Netwerken en groepen

  • Bevorderen van sociaal functioneren van gemeenschappen: methodisch, gericht op sociale cohesie, rechtvaardigheid en veiligheid. Beïnvloeden van sociaal beleid.
  • Effectief en efficiënt werken Transparant zijn, rekening houdend met kosten en baten.
  • Samenwerken
  • Actief en ondernemend werken: binnen een organisatie of als zelfstandige
  • Leren en reflecteren voortdurend aan kunnen sluiten en aanpassen aan ontwikkelingen
  • Onderzoeken: houding, onderzoek doen, kennis uit onderzoek van anderen toepassen.

• 5 Competenties, eigenschappen en taken van de sociaal werker 2020

  Dit is een preview. Er zijn 7 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5
  Laat hier meer flashcards zien

• Waar richten social workers zich op?

  • Participatie
    
  • Zelfredzaamheid
  • Autonomie

• Op welke drie niveaus speelt het werk van de sociaal werker zich af?

  • In de directe leefomgeving van de client
    

            - in zijn eigen huis
            - in een woongroep
  
            - in een residentiële setting
  

  • in hun netwerk

            - formeel netwerk: (professionele hulp- en dienstverleners)
            - informeel netwerk: (vrienden, familie, buren)
  

  • in de gemeenschap

           - hun lokale omgeving, wijk of buurt 

• Welke competenties van social workers vallen onder generieke competenties?

  • Gerelateerd aan de burger en client (sociaal functioneren bevorderen)
    
  • gerelateerd aan de organisatie (versterken organisatorische banden)
  • gerelateerd aan het beroep (bevorderen eigen professionaliteit)