Osmo- en volumeregulatie

19 belangrijke vragen over Osmo- en volumeregulatie

Waar zit het merendeel van het lichaamswater?

Het meeste lichaamswater zit intracellulair. 2/3 intra en 1/3 extracellulair. Dit klopt niet helemaal maar is wel handig om mee te rekenen. vrouwen hebben minder water dan mannen omdat vrouwen meer vet hebben. neonaten hebben nog veel meer water omdat ze minder vet hebben. Maar het waterverbruik ligt bij neonaten dan ook veel hoger en de ademfrequentie ook. Via verdamping gaat er ook veel water verloren waardoor baby's kwetsbaar zijn. verwardheid is een symptoom van uitdroging.

Wat is het principe van de indicatorverdunningsmethode?

De indicator wordt intraveneus toegediend. Er wordt gewacht totdat er een steady state zich ontwikkeld. Dan wordt er via de formule (hoeveelheid toegediend/ hoeveelheid in plasma) het volume berekend. Een indicator moet echter wel door de celwand heen kunnen. Deuterium kan goed door de celwand heen.

Wat zijn de vereisten van een indicator?

- is niet toxisch
- Wordt niet gemetaboliseerd of gesynthetiseerd door het lichaam
- verspreidt zich snel en gelijkmatig
- verlaat de ruimte niet tijdens de bepaling
- wordt na de bepaling vlot uitgescheiden.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Waarom kunnen natrium of polysachariden niet gebruikt worden als indicator voor de bepaling van de extracellulaire vloeistof?

Hiervoor moeten stoffen worden gebruikt die de cappilairwand wel maar de celwand niet passeren. Bij gebruik van polysachariden wacht je altijd te kort omdat de suiker nooit overal komen. Hierdoor wordt de hoeveelheid ECF vaak onderschat. Bij Na wordt altijd een te groot volume gemeten omdat Na toch wel een beetje de cel in gaat.

Hoe kunnen de intracellulaire vloeistof en de interstitiele vloeistof worden berekend?

ICV: TBV- ECF
ISV: ECF - plasma volume.

Wat zijn reacties op de ECF/ ICF veranderingen?

- niet-regulatief: verplaatsing van water tussen ICF en ECF
- regulatief: osmoregulatie en volumeregulatie.

Wat is het effect van het drinken van puur water?

De osmolariteit gaat erdoor naar beneden en de hoeveelheid volume neemt toe. Dit betekent dat er vloeistof van de extracellulaire kant naar de intracellulaire kant zal gaan.

Wat is het effect van het toedienen van een isotone NaCl-oplossing?

Intracellulair en extracellulair wordt het vloeistofvolume groter maar er treedt geen osmose op.

Wat is het effect van het eten van puur zout?

Het volume blijft gelijk maar de osmolariteit wordt groter waardoor er vloeistof van intracellulair naar extracellulair gaat.

Wat is karakteristiek voor de osmoregulatie?

- Het is de regulatie van de waterbalans
- het is de regulatie van de waterbalans door de regulatie van de ADH-afgifte en het dorstgevoel.
- De regulatie van ADH is mogelijk dankzij het tegenstroom-multiplicatieprincipe.

Wat is karakteristiek voor de volumeregulatie?

Het is de regulatie van het gedetecteerde ECF-volume. Dit wordt weer bepaald door de hoeveelheid Na

Hoe vindt de detectie van het ECF-volume plaats?

Dit vindt intrarenaal plaats door de nier zelf door rekking maar ook extrarenaal door barosensoren in de sinus carotis en de aortaboog. Tegelijkertijd vindt het ook plaats door volumesensoren extrarenaal  in de centrale venen en de atria. Dit wordt ook wel het effectief circulerend volume genoemd.

Welke factoren zijn betrokken bij de volumeregulatie?

- de plasma-colloidosmotische druk: als de ECF omhoog gaat dan gaat de colloid osmotische druk naar beneden en ook de terugresorptie daalt daardoor.
- de arteriele bloeddruk
- RAAS
- ANP
- Sympathische zenuwstelsel
- prostaglandines
- ADH

Wat zijn de extra-renale effecten van RAAS?

- De aldosteronsecretie gaat omhoog. Hierdoor gaat de Na-terugresorptie in de distale tubulus ook omhoog.
- vasoconstrictie waardoor de BP omhoog gaat
- Bij hoge concentraties ontstaat dorst en een verhoogde ADH-secretie.

Wat zijn de effecten van ANP bij een verhoogd ECF?

- Toename Na-secretie door: een verhoogde GFR, directe remming van de Na-terugresorptie in de proximale tubulus en verzamelbuis, remming van RAAS en ADH.
- Verlaging van het hartdebiet en bloeddruk door: een verhoogde permeabiliteit van de cappilairen waardoor er een verminderde veneuze terugstroom is en een verminderde perifere weerstand.

Wat zijn de effecten van een renale sympathicusactivering bij een verlaagde ECF?

- constrictie van afferente en efferente arteriolen waardoor de GFR naar beneden gaat.
- prikkeling van afferente en efferente arteriolen waardoor de renineactiviteit omhoog gaat en de Na-terugresorptie daalt.
- Directe stimulatie van de Na-terugresorptie in de proximale tubulus.

Wat is de colloid osmotische druk?

Dit was een wateraantrekkende kracht.

Hoe kunnen er stoornissen in de osmo-regulatie optreden?

- veranderde ADH-productie: diabetes insipidus, of een hersentumor
- verminderde gevoeligheid voor ADH: nefrogene diabetes insipidus.

Wat zijn mogelijke gevolgen van stoornissen in de volumehuishouding?

oedeem: door veranderde Starlingkrachten
volumetekort: door bloedverlies of NaCl verlies.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo