Literaire context: de autonomisering van de literatuur

18 belangrijke vragen over Literaire context: de autonomisering van de literatuur

Wanneer Belle Epoque?

1880 tot WO I

Waar stond het werk van Nederlandse schrijvers voor 1880 van in dienst?

De literatuur moest een religieuze, morele, politieke of anders maatschappelijke boodschap bevatten.
Dit veranderde in de laatste van de 19e eeuw.
Het werd een vrijplaats, waar eigen specifiek literaire wetten golden.

Waaruit blijkt dat de literatuur zich vanaf 1880 autonoom ging opstellen?

Door differentiatie, specialisatie en professionalisering. Er ontstonden allerlei literaire instituties, zoals  literaire tijdschriften, lit.  prijzen, lit.   onderwijs  etc.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoe werd literatuur gezien door de ontwikkelingen?

In de moderniserende maatschappij, ontwikkelde de literatuur zich tot een apart domein in de samenleving, de literatuur werd autonoom.

Wat was het gevolg van het autonoom worden van de literatuur?

De literatuur kwam tot meer differentiatie, specialisatie en professionalisering.
Er kwamen literaire georiënteerde tijdschriften, uitgeverijen gericht op literatuur, literaire prijzen.

Uitbreiding literaire kritiek, literatuurgeschiedschrijving, literatuuronderwijs.

De rol van schrijver en samenleving werd veel minder vanzelfsprekend.


Noem nog twee ontwikkelingen in de literatuur, naast de institutionele autonomie, die samenhingen met autonomie van de literatuur

  1. Poëticale autonomie: de literatuur beschouwd als een constructie van literaire taal
  2. autonomie van de schrijver: hij wil voluit leven van de zijn vak; hij ontleent zijn autoriteit aan zijn schrijversvak

Op welke twee ontwikkelingen kan autonomie nog meer slaan?

Poëticale autonomie. Een tekst is niet in de eerste plaats een boodschap, maar een opzichzelfstaande constructie van taal.

Autonomie van de auteur. Een schrijver wil leven voor en van de literatuur.
Ontstaan
auteursrecht, beroepsverenigingen.

Noem twee gevolgen van de toename van de autonomie van de schrijver.

1911 Nederland sluit zich aan bij de Conventie van Bern
1905 Vereniging van letterkundigen, 1907 Vlaamse afdeling

Er ontstond in de Belle Epoque, met de autonome literatuur, een tegenstrijdigheid tussen de schrijver en het lezerspubliek. Beschrijf deze tegenstelling.

De schrijver plaatste zich in een eigen, aparte positie en richtte zich tot een beperkt publiek.
Het aantal burgerlijke lezers nam toe en wenste bevestigd te worden in maatschappelijke en levensbeschouwelijke idealen en een combinatie van lering en vermaak.
Spanning tussen de onmaatschappelijke schrijver en de behoudende burger!

Hoe kwam de literatuur bij de burgerlijke lezer?

Door technische ontwikkelingen van het drukkersvak, productie toename, verbeterde boekdistributie.
De boekhandel, leesgezelschappen en leesmusea. Commerciële leesbibliotheken, gekoppeld aan boekhandels. Hier kon iedereen voor weinig geld een boek lenen.
Maatschappij voor het nut beheerde volksbibliotheken, in katholieke, protestantse en socialistische kringen ontstonden ook dit soort bibliotheken.

In Vlaanderen nam het aantal lezers minder toe dan in Nederland. Waarom was dit zo?

  1. Secondaire positie van de Nederlandse taal
  2. lagere alfabetiseringsgraad

In de cursus wordt de vernieuwende literatuur van 1880-1914 behandeld. Was dit ook de literatuur die populair was?

Nee, de vernieuwde literatuur was niet populair.
De Roman had de voorkeur. De vernieuwing speelde zich vooral in de poëzie af. De nieuwe literatuur gaf geen ontspanning of herkenning. Ook het geloof werd niet behandeld in de nieuwe literatuur,

De leesbibliotheken namen het nieuwe werk in hun collectie,  maar het conventionele werk was populairder. Dit conventionele werk hoort niet meer tot de huidige canon.
Ook bleef het publiek de historische romans, dorpsverhalen, avonturen romans en klassiekers als camera obscura(1839) lezen.

De overheid steunde openbare bibliotheken pas vanaf begin 20e eeuw. De daarvoor al bestaande initiatieven bestonden al en bleven ook nog naast de openbare bibliotheek bestaan. Welke initiatieven waren dit?

Leesmusea, met leeszaal
leenbibliotheken, gekoppeld aan de boekwinkel
volksbibliotheken (maatschappij tot Nut van 't Algemeen, katholieke, protestantse, socialistische)
parochiebibliotheken

Welk genre was vernieuwend in de periode 1880-1914?

Poëzie

Het begrip ‘autonomie’ wordt in de literatuurstudie in minstens drie betekenissen gebruikt. Noem die betekenissen en licht ze kort toe.

  • Institutionele autonomie: het ontstaan van een apart literair veld met eigen instituties zoals tijdschriften, uitgeverijen, prijzen, enzovoort.
  • Poëticale autonomie: de opvatting dat een literaire tekst in de eerste plaats een constructie van (typisch literaire) taal is, niet een weergave van de buitenwereld of een manier om een bepaalde boodschap over te brengen.
  • Autonomie van de auteur: de visie dat de auteur zijn gezag niet ontleent aan een bepaalde maatschappelijke positie, maar aan het schrijverschap zelf, en dat hij van zijn pen wil leven.

Het grote publiek was niet gecharmeerd van nieuwe trends in de literatuur 1880-1914. Wat las zij?

19e eeuwse teksten

Beweging van Tachtig; groepeerden zich rond rond een tijdschrift. Hoe heete het tijdschrift voor de Hollanders? Voor de Vlamingen?

De nieuwe Gids 1885-1943
Van Nu en Straks 1893-1894 en 1896-1901

De Tachtigers stelden zich op als autonome schrijvers. Wat negeerden zij, bij wat zochten zij aansluiting?

zonder godsdienst of moraal opgelegde conventie
zonder nationale literaire traditie
aansluiting internationale ontwikkelingen in kunst en letteren

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo