Neurobiologische correlaten van psychische functies en psychiatrische symptomen

14 belangrijke vragen over Neurobiologische correlaten van psychische functies en psychiatrische symptomen

Wat wordt beschouwd als de cellulaire basis van het geheugen?

Langetermijnpotentiëring (LTP):
Kandel toonde aan dat primitieve impliciete leervermogen van naaktslak gebaseerd was op verandering in synapsen tussen sensorische en motorische neuronen. Bij langer stimuleren treden er moleculaire veranderingen in de neuronen op, resulterend in meer glutamaatafgifte en meer synapsen, waardoor de twee zenuwcellen efficiënter verbonden worden en de werking van de synaps(en) wordt versterkt.

Welke 4 hersengebieden kunnen in de prefrontale cortex worden onderscheiden en wat zijn de functies waarbij zij betrokken zijn?

1. Ventrolaterale prefrontale cortex (VLPFC):
ophalen en vasthouden van visuele, ruimtelijke informatie
2.  Dorsolaterale prefrontale cortex (DLPFC):
verwerken van informatie en het op elkaar afstemmen van verscheidene cognitieve processen en gedrag. Selectie van alle mogelijke responsen en onderdrukken van niet-gewenste responsen. Manipulatie van informatie opgeslagen in het werkgeheugen. Vermogen om plannen te maken en van strategie te wijzigen.
3. Anterieure prefrontale cortex (APC):
4. Anterieure cingulaire cortex (ACC):   
belangrijke rol bij multitasken en vasthouden van intenties en doelen bij het uitvoeren van taken. Monitoren van ons gedrag en detecteren van fouten, wat ons mogelijk maakt om ervan te leren.

Welke 5 domeinen van executief functioneren zijn er?

  1. Planning en besluitvorming
  2. Foutdetectie, probleemoplossend enken, cognitieve flexibiliteit (ACC)
  3. Strategiebepaling in nieuwe situaties : verbale-vloeiendheidstest: zoveel mogelijk woorden opnoemen met bepaalde letter of binnen bepaalde categorie (fronto-temporale dementie)
     4. Gevaarlijke of moeilijke situaties beoordelen
     5. Responsinhibitie en gewoonten doorbreken
Impulsbeheersingssymptomen
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Welke 3 factoren zijn van invloed op het evenwicht tussen info van buiten versus info van binnen?

  1. Verminderde informatie vanuit de zintuigen
  2. verminderde aandacht waardoor informatie vanuit de associatiegebieden minder geremd wordt
  3. verhoogde verwachtingen waardoor een sterkere top-down-invloed ontstaat

Welke 3 aspecten onderscheidt Gallagher aan de lichaamsbeleving?

1. Lichaamspercept (perceptie van eigen lichaam)
2. Lichaamsconcept (ideeën en overtuigingen voer eigen lichaam)
3. Lichaamsaffect (emoties over eigen lichaam)

Deze 3 beïnvloeden elkaar en worden op hun beurt weer beïnvloed door onder andere cultuur, sociale klasse en geslacht.

Welke neurotransmitter speelt een sleutelrol bij het leren?

Dopamine. Leren gebeurt grotendeels door koppelen van gebeurtenissen aan positieve / negatieve beloning (klassieke conditionering), waarbij dopamine huist voor associaties van gebeurtenissen met negatieve bekrachtiging van belang is.

Bij psychose blijkt aanmaak van dopamine (opgeslagen in presynaptische blaasjes van zenuwuiteinde) in het striatum sterk verhoogd.

Waarbij is het ventrale netwerk betrokken?

Identificatie van de stimulus en productie van de gemoedstoestand en reguleert ook de hierop volgende fysiologische responsen.

Waarvoor is dorsale netwerk van belang?

Cognitieve regulatie van corresponderende gedrag. Executieve functies spelen daarbij belangrijke rol.

Wat zijn de 4 belangrijkste emoties voor de psychiatrische praktijk?

Blij (Vreugde), Bedroefd (verdriet), Bang (angst) en Boos (woede).

Wat wordt bedoeld met (klassieke) vreesconditionering?

Vreesreactie, een combinatie van gedrag (schrikken-verstijven-vluchten) en fysiologische reacties, volgt op een eerder neutrale stimulus.

Waar is de interne biologische klok gelokaliseerd?

Bilaterale hypothalamische kern: de suprachiasmatische kern (suprachiasmatic nucleus: SCN)

Welke 4 fasen worden onderscheiden bij het beloop van verslavingsstoornissen?

  1. Inititatiefase
  2. continueringsfase
  3. onttrekkingsfase
  4. terugval
  5. (gewoontevorming)

Wanneer spreek je van compulsief gedrag?

Wanneer schadelijke gedragspatronen onvoldoende geremd kunnen worden.
Net als bij impulsief gedrag is sprake van een controleprobleem, maar het gaat om het voortduren van niet-passend gerag dat gen duidelijke relatie heeft met een overkoepelend doel en dat meestal tot ongewenste gevolgen leidt. Impulsiviteit kan overgaan in compulsief gedrag.

Voor welke stoornissen in DSM5 is impulsief gedrag kenmerkend?

  • Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen
  • ADHD
  • borderline-persoonlijkheidsstoornis
Daarnaast spelen stoornissen in impulsregulatie bij suïcidaal gedrag en "reactieve" agressie. Motorische impulsiviteit is vooral verhoogd bij ADHD.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo