Adolescenten: 12-25 jaar

10 belangrijke vragen over Adolescenten: 12-25 jaar

Beschrijf de seksuele ontwikkeling van 12 t/m 14 jaar

  • In deze fase hebben de meeste jongeren wel eens over seks gefantaseerd
  • >50% van de jongens en +/-16% van de meisjes heeft wel een gemasturbeerd
  • De meeste zijn naar eigen zeggen 'nog niet aan seks toe'. Slechts 7% heeft al ervaring met seks
  • Een deel heeft ervaring met tongzoenen

Beschrijf de seksuele ontwikkeling van 15 t/m 17 jaar

  • Vrijen met anderen gaat in deze fase stapsgewijs verder. Met 17,1 jaar heeft 50% van de Nederlandse jongeren wel een geslachtsgemeenschap of orale seks ervaren
  • De mate van seksuele ervaring verschilt sterk tussen groepen jongeren. Factoren die van invloed zijn:
    • opleidingsniveau
    • Allochtoon/autochtoon
  • De meeste jongeren hebben seks binnen een vaste relatie

Beschrijf de seksuele ontwikkeking van 18 t/m 20 jaar

  • Vanaf 18 jaar begint de periode die ook wel emerging adulthood wordt genoemd. Jongeren zijn min of meer onafhankelijk, terwijl ze nog niet veel verantwoordelijkheden hebben. Dit geeft ruimte om op het gebied va emotionele en lichamelijke intimiteit verschillende levensstijlen te verkennen. Dit leidt tot een patroon van seriële monogamie.
  • Meerderheid van de jongeren ervaring met geslachtsgemeenschap en orale seks, maar ook een aanzienlijk deel nog niet. Een klein deel heeft anale seks gehad
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Beschrijf de seksuele ontwikkeling van 21 t/m 24 jaar

  • Relaties worden nog iets serieuzer. De laatste sekspartner is vergeleken met jongere groepen vaker een monogame vaste partner
  • Jongeren zijn vergelijke met andere groepen relatief seksueel actief
  • In deze fase kennen verschillende seksuele risico's en problemen een piek (abortus, pijn bij vrijen, soa's, fysieke seksuele grensoverschrijding)

De periode van adolescentie is vaak cruciaal voor homoseksuele identiteitsontwikkeling. Noem de fasemodellen:

Fasemodellen – zoals die van Cass en die van Troiden – stellen dat een homoseksuele identiteit het gevolg is van het oplossen van een intern conflict, waarbij een positieve oplossing leidt tot coming out. Gonsiorek ziet hierin gemeenschappelijke kenmerken met fasen:
  • Strategieën om niet te erkennen >
  • Geleidelijke erkenning >
  • Experimenteren >
  • Acceptatie.

De levensloopbenadering stelt dat seksuele identiteit sterk kan verschillen tijdens het leven. D’Augeli beschrijft interactieve identiteitsprocessen die vooral onafhankelijk
plaatsvinden:
  • Afsluiten heteroseksualiteit;
  • Ontwikkelen persoonlijke holebi-identiteit;
  • Ontwikkelen sociale holebi-identiteit;
  • Identificatie met holebi-gemeenschap;
  • Ontwikkeling holebi-intimiteitsstatus;
  • Integratie in holebi-gemeenschap.

Welke vaardigheden zijn nodig om een stapsgewijze seksuele carrière te volgen?

  • Zich bewust zijn van eigen behoeften
  • Kunnen communiceren over deze behoeften
  • Kunnen weigeren van seks waar je niet aan toe bent

Baltes onderkent 3 categorieën van contextinvloeden (wat betreft eerste masturbatie):

  • Niet-normatieve invloeden: wel/niet oudere broer, wel/niet vriendjes.
  • Normatieve leeftijdsgebonden invloeden: aanmaak androgenen door bijnierschors.
  • Normatieve geschiedenisgebonden invloeden: seksuele revolutie.

Van welke fasen gaat fasemodellen van Cass en Trioden over de homoseksuele identiteitsontwikkeling uit?

  1. Mensen gebruik verdedigingsstrategieën om homoseksuelen gevoelens niet te hoeven erkennen. Dit leidt tot emotionele problemen
  2. Er komt voorlopige erkenning/aanvaarding
  3. Er komt een periode van experimenteren met homoseksuele relaties en iemand voelt zich steeds meer normaal
  4. De identiteit wordt geaccepteerd en als positief beschouwd

De puberteit wordt ingezet door het activeren van wat in het boek wordt aangeduid als de 'puberteitsmotor'.
  • Wat is deze 'puberteitsmotor', en wat doet hij precies?
  • Beschrijf wat er vanaf dat moment gebeurt in de hormonale regulering en welke gevolgen dit heeft voor de hormonale ontwikkeling.
  • Maak daarbij voortdurend onderscheid tussen beide geslachten.

Met de 'puberteitsmotor' wordt een gebied in de hypothalamus bedoeld, waar rond de leeftijd van twaalf jaar de aanmaak van het Gonadotrophin Releasing Hormone (GnRH) begint. Dit hormoon komt in de hypofyse terecht en zet deze aan tot de aanmaak van de gonadotrofinen LH en FSH. Deze stoffen zetten op hun beurt de geslachtsklieren aan tot de productie van geslachtshormonen.
Bij de vrouw zijn dat eierstokken die oestrogeen, progestageen en androgeen aanmaken, bij de man zijn dat de testikels die testosteron aanmaken. Deze geslachtshormonen zorgen voor het ontstaan van secundaire geslachtskenmerken.

Waar gaat de levensloopbenadering over homoseksuele identiteitsontwikkeling van uit?

Dat elementen van de menselijke ontwikkeling zich kunnen ontvouwen volgens verschillende concurrerende paden, en suggereert dat de seksuele identiteitsontwikkeling op bepaalde momenten fluïde is en op andere momenten sterker vastligt.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo