De seksuele levensloop

10 belangrijke vragen over De seksuele levensloop

Wat zijn de uitgangspunten van de levenslooptheorie van seksualiteit?

Ontwikkeling is:
  • Levenslang
  • Contextgebonden > biologische, psychologische en sociaal-culturele invloeden
  • Plastisch > veranderbaar
  • Multidirectionaal > de ontwikkeling kan alle kanten op gaan. Ontwikkeling = relatief blijvend en onomkeerbaar.
  • Multidimenstionaal > gebeurd op verschillende deelgebieden en dimensies
Studie naar deze ontwikkeling is multidisciplinair.

Wat is ontwikkeling op basis van het levensloop perspectief?

Het vermogen tot aanpassen in aan veranderende omstandigheden. Deze ontwikkeling is contextgebonden, plastisch en multidirectioneel.

Welke ontwikkeling zorgt ervoor dat een embryo zich ontwikkeld tot jongen?

De ontwikkeling van een X en een Y chromosoom, die zorgt voor ontwikkeling van testosteron en het anti-Müllerhormoon. Dit zorgt voor het blokkeren van de buis van Müller en mannelijke differentiatie.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoe ontstaan de sec. Geslachtskenmerken? Per geslacht

Deze geslachtshormonen zorgen voor het ontstaan van secundaire geslachtskenmerken. Bij de vrouw:   groei van borsten, het schaamhaar en de afzetting van onderhuidsvet, met name rond de heupen.  okselhaar en wordt de menstruatie in gang gezet.

Mannen: nemen met name de testikels en de penis in omvang toe, verschijnt het schaamhaar. Later daalt de stem en okselhaar. Tot slot beginnen ejaculaties op te treden, verschijnt de baardgroei en eventuele verdere lichaamsbeharing.

Wat blijkt leidend voor de terugloop seksuele verlangens?

et lijkt vooral de relatieduur te zijn die bepalend is voor de frequentie van seksueel contact.

Van conceptie tot één jaar na de geboorte

De seksuele differentiatie begint kort na de conceptie en de seksuele fysiologie begint zich al voor de geboorte te ontwikkelen. Vanaf de geboorte ervaren bijna alle ouders dat hun kind behoefte heeft aan lichamelijk contact en dat het knuffelen fijn vindt.

  • Voor het eerste jaar worden de geslachtsdelen min of meer bij toeval aangeraakt;
  • Tegen het einde van het eerste jaar gebeurt dit gericht;
  • Vanaf vijftien maanden wordt ritmisch stimuleren van de geslachtsorganen waargenomen;
  • In hun tweede levensjaar vertonen bijna alle kinderen interesse in de geslachtsdelen van anderen.

Wat is kenmerkend voor het seksueel gedrag in deze leeftijdsgroep?

  • De frequentie van masturberen neemt bij mannen en vrouwen tussen de 25 en 54 niet noemenswaardig af;
  • Voor mannen geldt dat ook voor de frequentie van seks met een partner;
  • Voor vrouwen geldt dat ze naarmate ze ouder worden iets minder vaak seks hebben;
  • Zin in seks neemt binnen langer durende relaties af. Dat is niet hetzelfde als minder vaak seks hebben.
  • Mensen vinden seks namelijk wel belangrijk voor de relatie en lossen dit op door wat wel ‘emotion work’ wordt genoemd: de zin in seks aanpassen aan de behoeften van de partner.

Welke cijfers ken je over de seksuele beleving van 25 tot 55 jaar?

  • 66% van de mannen en vrouwen is tevreden met hun seksleven
  • Bijna 90% met een vaste partner is tevreden over de huidige relatie

Soloseks en seksuele tevredenheid volwassenen

Volwassenen hebben wel eens soloseks (M 90%, V 66%). Volwassenen willen vaak niet
toegeven aan verminderd libido, en doen aan emotion work (zin in seks aanpassen aan

behoeften van partner).
De frequentie van seks wordt negatief beïnvloed door de duur van de relatie en door belangrijke levensgebeurtenissen.

De seksuele tevredenheid van volwassen is bij 2/3e goed. En 90% is tevreden met de relatie.

  • De frequentie van seksueel contact, (tevredenheid met het seksleven,) en tevredenheid met de relatie hangen sterk met elkaar samen.
  • Seksuele beleving hangt af van de hechting.

Obstakels voor seksualiteit in woon-zorgcentra zijn:

In woon-zorgcentra verandert aanbodgestuurde zorg in vraaggestuurde zorg. De aandacht voor seksualiteit bij bewoners verschilt van geen aandacht tot een sekspositief beleid.
Obstakels voor seksualiteit in woon-zorgcentra zijn:
  • De sociale omgeving (attitude van zorgverleners en medebewoners);
  • Reputatie van instelling (kinderen beslissen over ouders);
  • Handelingsverlegenheid van zorgprofessionals;
  • Gebrekkige kennis en homovriendelijkheid.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo