Psychologische benadering van seksualiteit

15 belangrijke vragen over Psychologische benadering van seksualiteit

Hoe ziet de seksueleresponscyclus van Masters en Johnson eruit?

Opwinding, plateau, orgasme en resolutie.
Zienswijze: deze cyclus is een natuurlijke reactie, die kan worden tegengegaan, maar niet willekeurig kan worden gestuurd.

Factoren die deze cyclus negatief beïnvloeden zijn:
  • Faalangst
  • Toeschouwersrol
  • Seksnegatieve socialisatie   

Hoe werd de responscyclus door Kaplan en Lief herzien en wat zijn hier weer kritiekpunten op, hoe zag Levin het?

Verlangen werd toegevoegd voor de opwindingsfase en de plateaufase verdween.

Kaplan ging ervan uit dat seks willen een biologisch instinct is, geen seks willen is dus een stoornis.
  • Nabije en verre inhiberende factoren kunnen echter het seksueel verlangen en meer in het algemeen optreden van seksueel respons verstoren = de basis geweest van de nieuwe formulering van seksuele disfunctie in de DSM-5.


Kritiek:
  • Seksueel verlangen en opwinding zijn moeilijk te onderscheiden, ook de volgorde is onduidelijk = daarom ook voor de vrouw verlaten.


Levin zag verlangen als eerst en daarop volgende de combinatie van verlangen en opwinding.

Hoe herzag Basson de responscylus, wat zijn menselijke redenen tot het hebben van seks en wat is de kritiek op zijn theorie?

Basson zag het als een circulair model en start vanuit de positie 'seksuele neutraliteit'. De trigger leiden niet tot een lineaire reactie, maar leiden tot verschillende seksuele responssequenties.

De herstelfase is volledig verwaarloost en er is een plek gekomen voor intimiteit, omdat dit een belangrijke trigger is bij vrouwen.

Redenen om seks te hebben, 4 redenen:
  1. Fysieke redenen
  2. Een doel bereiken
  3. Emotie
  4. Onzekerheidsreductie

Kritiek: geen plek voor seksuele statisfaction en we moeten breder kijken dan dat alleen een persoon een seksuele trigger is.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Hoe ontstaat seksueel verlangen?

Seksueel verlangen komt voort uit de combinatie van een functionerend/ gevoelig seksueel systeem dat dat vervolgens door interne of externe stimuli geactiveerd wordt.

Zodra dat systeem geactiveerd raakt, door seksuele prikkels, ontstaat seksuele opwinding. Deze fysiologische opwinding wordt vervolgens door het individu ervaren als lust en deze gaat gepaard met een ervaring van zin in de beloning die het seksuele gedrag zal brengen. Dit gevoel van zin om het seksuele doel te bereiken, is het seksueel verlangen.

Een informatieverwerkingsperspectief op het seksuele systeem:


Het informatieverwerkingsperspectief ziet seksuele ervaring als een complexe ervaring die meervoudig biopsychosociaal is gedetermineerd. De bewuste aansturing van seksualiteit is in significante, maar beperkte mate mogelijk. Behalve het cognitieve model van seksuele disfunctie van Barlow zijn geen specifieke klinisch psychologische interventies ontwikkeld.

In deze theorie wordt lijkt het verlangen echter vooral een psychisch correlaat te zijn van de fase van opwinding: het is de ervaring die gepaard gaat met fysiologische opwinding.

Daarom is in recente opvattingen van de responscyclus, ook geen onderscheid meer tussen opwinding en verlangen, maar worden deze als overlappend gezien. Kijk bijvoorbeeld naar het model van Levin (2001) waarin opwinding en verlangen hand in hand gaan.

Wat is een circulaire conceptualisatie van de seksueleresponscyclus en wie ontwikkelde het?

Basson (2001) stelde een circulaire conceptualisatie van de seksueleresponscyclus voor, en wees op het belang van intimiteit als stimulus. Meston en Buss (2007) onderscheidden 4 hoofdgroepen van redenen voor seks:
  1. Fysieke redenen,
  2. Als middel om doelen te bereiken;
  3. Emotie;
  4. Onzekerheidsreductie.

De herstelfase en (dis)satisfactie zijn verwaarloosd.

Hoe ziet Byrnes et zijn gedragssequentiesmodel persoonlijkheid en seksualiteit?

Hij probeert te verklaren hoe verschillen tussen mensen in seksueel gedrag tot stand komt.

7 hoofdgroepen van variabele die seksualiteit bij iedereen sturen:
  • Affect/emotie
  • Evaluatie/attitudes
  • Cognitie
  • Verwachtingen
  • Verbeelding/fantasieën
  • Fysiologische opwinding
  • Karakteristieke gedragspatronen
Omgeving en gevolgen van ons gedrag hebben ook invloed op ons seksueel gedrag.

Seksuele verschillen worden bepaald door persoonlijkheidstrekken die komen door uiteenlopende leerervaringen in de kindertijd en minder door genetische componenten.   

Welke verschillen hebben mannen en vrouwen tijdens de evolutie in seksuele strategie ontwikkeld?

  • Vrouwen gebruiken een langetermijnstrategie. Vrouwen zoeken bij mannen kenmerken die signaal staan voor capaciteiten tot het beschikbaar maken van middelen voor hun partner en kinderen.
  • Mannen gebruiken de kortetermijnstrategie. Mannen zoeken bij vrouwen kenmerken die signaal staat voor vruchtbaarheid.

Leg uit hoe jaloezie binnen een relatie en de man-vrouwverschillen in typen jaloezie vanuit het evolutionaire raamwerk verklaard kunnen worden.

Het verschil in voorkeur voor korte- en langetermijnstrategieën leidt tot een onvermijdelijk conflict tussen man en vrouw dat zich op verschillende domeinen manifesteert, waaronder coping met ontrouw en jaloezie. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen seksuele en emotionele jaloezie, die geactiveerd kunnen worden door een waargenomen dreiging van, respectievelijk, seksuele en emotionele ontrouw. Gezien de onzekerheid van het vaderschap en het risico te investeren in een kind dat genetisch niet van hen is, zijn mannen gevoeliger voor seksuele jaloezie, terwijl vrouwen meer gericht zijn op het voorkomen dat andere vrouwen een emotionele band sluiten met hun partner.

Wat is de rol van intra- en interseksuele competitie binnen de ouderschapstheorie van Trivers?

Vrouwen hebben een lange termijnrol in de opvoeding en hebben daarom vooral interseksuele competitie voor de genetisch beste mannetjes, terwijl mannen met een korte termijninvestering vooral intraseksuele competitie hebben om toegang tot zoveel mogelijk vrouwtjes.

Beschrijf de elementen van het sociale-uitwisselingsmodel van seksuele relaties.

Seksuele beloningen omvatten:
  • Nabijheid ten aanzien van  de partner;
  • Relatietevredenheid;
  • Seksuele frequentie;
  • Plezier tijdens seks.

Terwijl seksuele kosten verwijzen naar:
  • Uitwisselingen die resulteren in angst of verlies zoals ongewenste of onbevredigende seksuele activiteiten;
  • Seksueel initiatief dat genegeerd of geweigerd wordt.

Wat houdt de ouderschapsinvesteringstheorie van Trivers in? Welke 2 vormen kent deze theorie?

Trivers stelt dat seksuele selectie de motor van de evolutie is. Kent 2 vormen:
  1. Intraseksuele competitie: tussen leden van hetzelfde geslacht om toegang tot de andere sekse (mannen, met lage ouderlijke investering)
  2. Interseksuele selectie: partnerselectie (vrouwen, met hoge ouderlijke investering)

Beschrijf Malamutshs theorie van seksueel geweld middels het confluence mediational model

Onderscheid tussen 2 ontwikkelingstrajecten naar seksueel geweld tegen vrouwen. Ouderlijk geweld en/of seksueel misbruik vormen het startpunt:
  • in het criminologe traject leidt dit tot:
    • delinquent gedrag
    • positieve houding tov geweld
    • vrouwen als minderwaardig zien
    • meer bereidheid tot agressie jegens vrouwen
  • in het promiscuïteitstraject leidt dit tot:
    • delinquente gedrag gepaard met seksuele promiscuïteit, wat ook aanleiding kan geven tot seksueel-delictgedrag

Beschrijf enkele andere vormen van seksuele relaties dan monogamie, zoals consensuele nonmonogamie en polyamorie. Geef hun onderlinge overeenkomsten en verschillen aan.

Onder de noemer 'consensuele nonmonogamie' wordt elke vorm van relatie verstaan waarin alle partners ermee akkoord gaan dat elk van hen romantische en/of seksuele relaties mag hebben met andere partners.
Doorgaans worden er drie subtypes onderscheiden, met name ‘open relaties’ (één of beide partners gaan, met kennis en toestemming van de ander, seksuele intimiteit aan buiten de eigen relatie), ‘swinging’ (occasionele seks ter recreatie, buiten de eigen vaste relatie), en ‘polyamorie’ (een lange termijn romantische verbintenis met meer dan één partner terzelfdertijd).

Naar welke twee dimensie wordt er gekeken bij het gedragssequentiemodel van Byrne?

Het in kaart brengen van de inhoud en de onderlinge relaties van de hoofdgroepen van de gedragssequentie en anderzijds door na te gaan welke persoonlijkheidsvariabelen het seksuele gedrag beinvloeden.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo