Startpagina / Samenvattingen / Leerdoelen / reactie-t-lymfocyten-doelwit

Longziekten/allergie - Fysiologie

4 belangrijke vragen over Longziekten/allergie - Fysiologie

Hoe verloopt een type II-allergische reactie?

Bij type-II-overgevoeligheidsreacties spelen antilichamen een centrale rol. Zij binden zich aan hun specifieke doelwit en vervolgens wordt dit doelwit met behulp van het niet-specifieke afweersysteem onschadelijk gemaakt. Dit kan enerzijds plaatsvinden doordat het complementsysteem via de klassieke route wordt geactiveerd. Anderzijds kunnen fagocyten zich met hun Fc-receptoren binden aan het met antilichaam beladen doeleiwit, geactiveerd worden en het doelwit fagocyteren en degraderen of, als dit mogelijk is, hun toxische granula-inhoud uitstoten en daarmee het doelwit vernietigen.

Hoe verloopt een type III-allergische reactie?

Bij een type-III-overgevoeligheidsreactie speelt de vorming van immuuncomplexen, die opgebouwd zijn uit antigenen en antilichamen, een centrale rol. Deze immuuncomplexen kunnen vanuit de bloedsomloop in de wand van bloedvaatjes neerslaan. De neergeslagen immuuncomplexen leiden vervolgens tot activatie van het complementsysteem via de klassieke route en activatie van Fc- en complement-receptor dragende cellen van het niet-specifieke immuunsysteem. Het gevolg hiervan is weefselschade.

Hoe verloopt een type IV-allergische reactie?

Bij een type-IV overgevoeligheidsreactie speelt de T-lymfocyt een centrale rol. Herkenning van een doelwitstructuur door de T-lymfocyten leidt tot een afweerreactie die ofwel door T-lymfocyten ofwel door CD4-positieve T-lymfocyten ofwel door CD8-positieve cytotoxische T-lymfocyten gemedieerd wordt.

Wat zijn de symptomen van een anafylactische reactie?

Anafylactische reacties treden binnen enkele seconden tot minuten na contact op.

Beperkte verschijnselen zijn: de patiënt voelt zich onwel; jeuk; tintelingen; huiduitslag en oedeem van de huid.

Ernstige verschijnselen zijn: een piepende ademhaling; tranende ogen en 'loopneus'; buikpijn, misselijkheid, braken; patiënt ziet asgrauw, heeft een klamme huid; polsslag is snel en moeilijk palpeerbaar; bewustzijnsverlies; shock.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Leerdoelen

Bekijk samenvatting