De procedure voor de kantonrechter, het kort geding, verzoek- schriftprocedures

11 belangrijke vragen over De procedure voor de kantonrechter, het kort geding, verzoek- schriftprocedures

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
Stelling 1
In kantonzaken kan eiswijziging zowel mondeling als schriftelijk geschieden.
Stelling 2
In kantonzaken kan eiswijziging slechts plaatsvinden bij de conclusie van antwoord.

1 en 2 zijn onjuist. Zie art. 130 rv.

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
Stelling 1
In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, kunnen conclusies en akten ook mondeling ter terechtzitting worden genomen.
Stelling 2
In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, zendt de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van conclusies en akten aan de wederpartij, voor zover dit afschrift niet reeds aan haar of aan haar gemachtigde ter terechtzitting is overhandigd.

1 en 2 zijn juist.

Zie art. 82, tweede lid, en 84, tweede lid, Rv.

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
Stelling 1
Voor de bevoegdheid van de voorzieningenrechter is onder meer nodig dat het belang van partijen, uit hoofde van onverwijlde spoed, een onmiddellijke voorziening vereist.
Stelling 2
De voorzieningenrechter heeft een identieke absolute bevoegdheid als de rechtbank.

Alleen 1 is juist
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
Stelling 1
De dagvaardingstermijn voor het kort geding is onverkort geregeld in artikel 117 Rv.
Stelling 2
In kort geding geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging.

Beide onjuist

Zie art. 254, tweede lid, Rv en art. 255, eerste lid, Rv.

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
Stelling 1
Tegen een uitspraak in kort geding staat in het algemeen geen hogere voorziening open.
Stelling 2
De rechter heeft vrijheid bij het al dan niet toepassen van wettelijke bewijsregels in kort geding.

Alleen twee is juist.

Op het kort geding zijn in beginsel van toepassing de gewone voor de rechtbank geldende regels van:
1. Bewijs
2. Relatieve competentie
3. Gezag van gewijsde
4. Verplichte procesvertegenwoordiging

2. Relatieve competentie

De regels omtrent het bewijs zijn niet van toepassing. Bovendien hebben uitspraken in kort geding géén gezag van gewijsde. De wetgever zegt: “de beslissingen (…) brengen geen nadeel toe aan de zaak ten principale” (art. 257 Rv) en het betreft een voorlopige voorziening. Voor de gedaagde in kort geding geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging, art. 255 lid 1 Rv.

Jaap Emonds is in kort geding, als gedaagde, door de voorzieningenrechter bij verstek veroordeeld. Hij wenst zich echter niet bij deze beslissing neer te leggen.
Wat kan hij doen, binnen welke termijn en bij welke rechter?

Tegen een vonnis in kort geding waarbij de gedaagde bij verstek is veroordeeld staat verzet open. Op grond van artikel 259 Rv moet het verzet worden gedaan bij de voorzieningenrechter. De termijn van verzet is voor vonnissen in kort geding niet expliciet geregeld. Men dient aansluiting te zoeken bij de algemene regeling van artikel 143 Rv. De verzettermijn is aldus vier weken.

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
Stelling 1
Indien de vordering in kort geding niet meer dan € 1750 beloopt, staat geen hoger beroep open.
Stelling 2
Wanneer door een gedaagde, door de voorzieningenrechter bij verstek veroordeeld in kort geding, hiertegen verzet wordt ingesteld, dient hij bij de verzetdagvaarding advocaat te stellen.

Beide zijn juist.

art. 332, eerste lid, Rv en art. 79 Rv.

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
Stelling 1
Vermeerdering van ‘eis’ (van het verzochte) komt in verzoekschriftprocedures nimmer voor.
Stelling 2
Relatief bevoegd in verzoekschriftprocedures is uitsluitend de rechter van de woonplaats van de verzoeker.

Beide onjuist.

Zie art. 283 en 262, sub a, Rv,

De rechtbank heeft op verzoek van het bestuur de statuten gewijzigd van Stichting Sociale Woningbouw Nederweert. De oprichtster van de stichting, de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging Bouwbond FNV (hierna: ‘de vereniging’), kan zich niet met deze beschikking verenigen en wenst er in rechte iets tegen te ondernemen. De vereniging is in de oorspronkelijke procedure niet als belanghebbende verschenen.
Welk advies kunt u de vereniging het best geven? Bestudeer de wet alvorens een keuze te maken.

Aangezien de vereniging niet in de oorspronkelijke procedure is verschenen kan zij hoger beroep instellen binnen drie maanden te rekenen van de dag van uitspraak. Verzet is in casu uitgesloten.

Zie hieromtrent art. 996 aanhef, onder d Rv

Florence de Vries heeft een vordering ad € 26.150,– op Tijmen de Roos. Aangezien Tijmen weigert het verschuldigde te betalen, wendt Florence zich tot mr. Dijkers, advocaat. Ook mr. Dijkers krijgt geen antwoord van Tijmen op twee aangetekende brieven. Hij raadt Florence aan de zaak aan de rechter voor te leggen. Florence stemt hiermee in. Abusievelijk wendt mr. Dijkers zich tot de rechter met een verzoekschrift, in plaats van met een dagvaarding.
Wat is hiervan het gevolg?

De procedure is en blijft aanhangig. Wel is het mogelijk dat de rechter de aanlegger (verzoeker dan wel eiser) beveelt het stuk te verbeteren of aan te vullen. Artikel 69 Rv is van toepassing. We spreken hier van een ‘wisselbepaling’. De rechter zal bevelen dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt, wordt voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo