Samenvatting: Leiderschap & Prestaties
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Leiderschap & Prestaties
-
1 HC1: Introductie
-
1.1 Publieke Prestaties
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Hoe komt het dat de prestaties van publieke organisaties belangrijk zijn om te bestuderen?
- De prestaties van publieke organisaties zijn van belang voor de maatschappij, want we komen dagelijks in aanraking met de resultaten van publieke organisaties. Bijvoorbeeld = onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid etc.
- De prestaties van publieke organisaties worden vaak bekritiseerd, want ze geven veel geld uit, maar soms met weinig resultaat. Daarom is er steeds meer aandacht voor verschillende factoren die kunnen bijdragen aan een hogere effectiviteit van de publieke organisaties. Hierbij is er vooral aandacht voor leiderschap.
- De rol van publiek leiderschap is van belang voor het behoud en verbeteren van de prestaties, mede omdat het vaak bekritiseerd wordt.
- De prestaties van publieke organisaties zijn van belang voor de maatschappij, want we komen dagelijks in aanraking met de resultaten van publieke organisaties. Bijvoorbeeld = onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid etc.
-
Wat is de definitie van prestaties van publieke organisaties?
- "De daadwerkelijke resultaten van processen en het functioneren van een unit/organisatie t.o.v de beoogde resultaten" Bijvoorbeeld = het bereiken van doelen.
- Er is veel onderzoek gedaan naar prestaties van publieke organisatie, maar in deze onderzoeken wordt er op veel verschillende manieren gekeken naar de definitie van prestaties, en op verschillende manieren gemeten, wat tot verschillende conclusies kan leiden.
-
Wat houdt het 3 E's model in, dat gebruikt wordt de prestaties van publieke organisaties te meten?
- Economy
- Hierbij wordt gekeken of iets kosteneffectief is, bijvoorbeeld arbeidskosten.
- In de publieke context is dit lastig, omdat er niet altijd vanuit kosteneffectiviteit gedacht wordt.
- Efficiency
- De kosten per eenheid van de gegeven output.
- Effectiveness
- De mate waarin de doelen zijn bereikt. Dit is lastig te meten, omdat men niet precies weet welke (externe) factoren voor het behalen van de doelen zorgen.
- Dit model wordt ook wel procesmodel genoemd, omdat er veel aandacht is voor de input en de output en kwaliteit daarvan.
- Economy
-
Hoe komt het dat het IOO model beter is dan het 3E's model om de prestaties van publieke organisaties te meten?
- Deze is beter toepasbaar in de werkelijkheid, omdat er bredere indicatoren worden gebruikt om effectiviteit te evalueren ten opzichte van het 3 E's model, al zien we de 3 E's hier ook terugkomen.
- Deze is beter toepasbaar in de werkelijkheid, omdat er bredere indicatoren worden gebruikt om effectiviteit te evalueren ten opzichte van het 3 E's model, al zien we de 3 E's hier ook terugkomen.
-
Wat houdt het IOO model in, dat gebruikt wordt om de prestaties van publieke organisaties te meten?
Input = dekosten diegemoeid zijn bij bepaalde activiteiten ofdienstverlening .Output = de verschillende activiteiten in hetproductieproces van dedienstverlening , zowelkwantitatief alskwalitatief . Bijvoorbeeld = hetaanvragen van eenpaspoort , wat is desnelheid en hoe gaat dit eraan toe?Efficiency = deratio van deoutput ten opzichte van deinput
-
Wat is kritiek op het IOO model?
Outcomes eninputs van organisaties zijn afhankelijk van verschillende factoren. Er is sprake van een tussenkomst van stakeholders, dus de outcome is lastig enkel toe te schrijven aan de input.
-
Welke nadeel heeft zowel het 3 E's model als het IOO model?
- Bij beide modellen is er te weinig aandacht voor het niveau van analyse. Je kunt namelijk prestaties hebben op zowel het individuele niveau, als op groepsniveau, waarbij je met het team een prestatie levert. Je kunt dus verschillende prestatieniveaus onderscheiden in een organisatie.
- Bij beide modellen is er te weinig aandacht voor het niveau van analyse. Je kunt namelijk prestaties hebben op zowel het individuele niveau, als op groepsniveau, waarbij je met het team een prestatie levert. Je kunt dus verschillende prestatieniveaus onderscheiden in een organisatie.
-
1.2 Wat beïnvloedt prestaties?
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Wat stellen Rainey en Steinbauer (1999) over New Public Management?
- New
Public Management is niet effectief geweest voor hetbestuderen van hetfunctioneren vanpublieke organisaties, omdatpublieke organisaties niet in eeneconomische context opereren . Dezeconcurreren niet met andere organisaties, omdat ze de enige zijn die bepaaldedienstverlening aanbieden . Deze vergelijking is dus tesimplistisch en gebaseerd opstereotypen . Rainey enSteinbauer stellen juist datpublieke organisatiesopereren innetwerk , mindergecentraliseerd , denk bijvoorbeeld aansociale wijk teams inGemeenten .
- New
-
Hoe komt het dat de laatste jaren steeds meer aandacht is gekomen voor leiderschap?
- Het
idee datgedrag belangrijk is bijsystemen ,procedures enbeleidsprogramma's krijgt de laatste jaren steeds meeraanhang . Er wordt in deBestuurswetenschappen steeds meer gekeken hoe hetgedrag van mensen kan wordenbeïnvloed en hoegedrag meetbaar gemaakt kan worden. Daarbij komt er ook steeds meeraandacht voorleiderschap .
- Het
-
1.3 Leiderschap
Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
Laat hier meer flashcards zien -
Yukl heeft voor het ontwikkelen van zijn taxonomie verschillende criteria gevolgd, welke zijn dit?
- Elk gedrag moet direct te observeren zijn, en zo concreet mogelijk.
- Elk gedrag moet van toepassing zijn op verschillende typen leiders in een organisatie, zoals supervisors, afdelingsmanagers of topmanagers.
- Een specifieke gedraging moet bij een specifieke categorie geplaatst worden
- Het model moet evidence based zijn, dus moet gebaseerd zijn op een duidelijke theorie en getoetst worden op empirisch onderzoek.
- Elk gedrag moet direct te observeren zijn, en zo concreet mogelijk.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden